ECLI:NL:RBZWB:2022:4985

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
C/02/391017 JERK 21-2194
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Toekoen
  • A. de Beer
  • J. van Gessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleegzorgvoorziening

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam] te verlengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het belang van de minderjarige bij duidelijkheid, continuïteit en adequate hulpverlening zwaarder weegt dan het belang van de moeder bij verdere hulpverlening om een thuisplaatsing mogelijk te maken. De moeder heeft zich in het verleden onvoldoende meewerkend opgesteld, wat heeft geleid tot de conclusie dat het in het belang van [voornaam] is om in zijn huidige pleeggezin te blijven, waar hij de nodige structuur en veiligheid ontvangt. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd van 4 mei 2022 tot 4 december 2022, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er op korte termijn een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel zal worden aangevraagd, om duidelijkheid te scheppen over de toekomst van [voornaam].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/391017 JE RK 21-2194
Datum uitspraak: 2 mei 2022

Nadere beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,

locatie Amsterdam, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende

[naam 1],

geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [voornaam].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[voornaam], voornoemd,

[voornaam],

hierna te noemen: de moeder,
zonder bekend woon- of verblijfadres in Nederland,

[naam 2],

zijnde de oma aan moederszijde, hierna te noemen: de pleegmoeder,
wonende te Waalwijk.

Het (verdere) procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 1 april 2022 en alle daarin vermelde stukken.
Op 25 april 2022 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld.
Verschenen zijn:
- [voornaam], die apart is gehoord;
- de pleegmoeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [voornaam] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam] verblijft in een netwerkpleeggezin, te weten bij de pleegmoeder.
Bij beschikking van de kinderrechter van 4 december 2020 is [voornaam] onder toezicht van de GI gesteld van 4 december 2020 tot 4 december 2021. Bij die beschikking is voor dezelfde periode ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [voornaam] in een netwerkpleeggezin, zijnde bij oma moederzijde (mevrouw [naam 3]).

Het verzoek

De GI heeft op 14 oktober 2021 verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling te verlengen. De GI verzoekt de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Bij beschikking van 2 december 2021 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [voornaam] verlengd van 4 december 2021 tot 4 december 2022. Voorts heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] in een voorziening voor pleegzorg verlengd van 4 december 2021 tot 4 april 2022. Het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is door de kinderrechter aangehouden, zodat de meervoudige kamer van deze rechtbank zich kan uitlaten over het door de GI opgenomen opvoedbesluit.
Het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing zou aanvankelijk op 1 april 2022 bij de meervoudige kamer van deze rechtbank worden behandeld. Echter, gelet op het bericht van de jeugdzorgwerker dat zij op 1 april 2022 verhinderd was, het belang dat de rechtbank hecht aan de aanwezigheid van de betreffende jeugdzorgwerker bij de inhoudelijke behandeling van het (resterende deel van het) verzoek alsmede de omstandigheid dat het voor de rechtbank niet mogelijk was om deze zaak vóór 4 april 2022 op een mondelinge behandeling bij de meervoudige kamer te plannen, is de machtiging tot uithuisplaatsing ambtshalve verlengd tot 4 mei 2022. De behandeling van de zaak is daarbij voor het overige aangehouden. Het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing ligt thans ter beoordeling voor.

Het standpunt van de verzoeker

Uit het verslag van de GI van 28 februari 2022 blijkt het navolgende. De GI stelt dat het naar omstandigheden goed gaat met [voornaam]. [voornaam] heeft de TED-behandeling (behandeling voor kinderen met een licht verstandelijke beperking) bij Amarant afgerond. Hij heeft om de week contact met zijn moeder. De moeder verblijft eens in de twee weken van vrijdagavond tot zondag bij [voornaam] en de pleegmoeder. Met betrekking tot de moeder geldt dat zij tijdens het netwerkberaad van 23 februari 2022 heeft aangegeven dat het goed met haar gaat en thans een baan (als schoonmaakster) en een woning heeft. Zij is met haar vriend verhuisd van een camping naar een koopwoning van een overleden oom van haar vriend, welke zij van plan zijn te gaan kopen. De moeder heeft verder aangegeven dat het haar niet is gelukt om te werken aan de voorwaarden uit de aan de moeder gegeven schriftelijke aanwijzing, omdat zij het druk had met andere zaken die in haar leven speelden. De moeder zou het erg snel vinden als er thans al een definitieve beslissing wordt genomen over het perspectief van [voornaam]. De GI stelt dat de moeder gezien het verloop sinds de zomer van 2020 niet bij machte is om haar rol als opvoeder en verzorger van [voornaam] vorm te geven of stappen in die richting te maken. Het is de moeder niet gelukt om gevolg te geven aan de door de GI gegeven schriftelijke aanwijzing. Niet te verwachten valt dat het de moeder op korte termijn wel gaat lukken om hierin stappen te maken. [voornaam] heeft behoefte aan duidelijkheid over zijn perspectief, temeer er bij [voornaam] sprake is van kind-eigenproblematiek.
In aanvulling hierop is door de vertegenwoordigster van de GI tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het belangrijk is dat [voornaam] duidelijkheid krijgt over zijn perspectief. Hij heeft de wens om bij zijn moeder te wonen, maar de GI heeft in de afgelopen twee jaar geconstateerd dat het de moeder niet lukt om haar leven op de rit te krijgen. Er zijn de moeder verschillende kansen geboden, maar zij heeft deze kansen niet gegrepen. Hoe zeer de GI de wens van [voornaam] ook begrijpt, het is in zijn belang dat er duidelijkheid komt en dat hem wordt uitgelegd waarom een verblijf bij zijn moeder niet mogelijk is. In de visie van de GI is de aanvaardbare termijn voor [voornaam] reeds verstreken. Door de vertegenwoordigster van de GI is voorts tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat er nog altijd geen zicht is op de thuissituatie van de moeder. Zo is er onder meer geen zicht op haar verblijf, omdat zij in Nederland niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, op eventuele inkomsten en opvoedingsvaardigheden.

De standpunten van de belanghebbenden

[voornaam] heeft bij zijn gesprek met de kinderrechter verteld dat hij de wens heeft om bij zijn moeder te wonen. Hij heeft thans om de week in het weekend contact met zijn moeder. [voornaam] heeft het naar zijn zin bij de pleegmoeder, maar woont toch het allerliefst bij zijn moeder.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
Door de pleegmoeder is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het goed gaat met [voornaam]. De moeder verblijft om de week (in het weekend) bij [voornaam] en de pleegmoeder. De pleegmoeder zou het [voornaam] van harte gunnen om bij zijn moeder te kunnen opgroeien, maar dat gaat simpelweg niet. De pleegmoeder maakt zich zorgen om de moeder, nu haar ter ore is gekomen dat er mogelijk sprake is van drugsgebruik. De pleegmoeder heeft voorts aangegeven dat zij het belangrijk vindt dat [voornaam] en de moeder een goede band met elkaar hebben en er derhalve niet dient te worden getornd aan de huidige contactregeling.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Op grond van artikel 1:265c, tweede lid, BW kan de rechtbank, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling van het resterend verzoek blijkt dat [voornaam] op dit moment niet naar huis kan terug keren. De moeder is op dit moment niet in staat om [voornaam] te bieden wat hij nodig heeft. Er is er nog altijd geen (zicht op) verandering bij de moeder en haar thuissituatie. De rechtbank stelt vast dat [voornaam] sinds 23 juni 2020 bij de pleegmoeder verblijft. Bij beschikking van 4 december 2020 is [voornaam] onder toezicht gesteld en is door de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing bij de pleegmoeder verleend. Daarbij heeft de kinderrechter overwogen dat er ernstige zorgen bestaan over de wijze waarop de moeder invulling heeft gegeven aan haar opvoedrol en verantwoordelijkheid als enige gezaghebbende ouder en opvoeder van [voornaam]. De moeder is van de ene op de andere dag vertrokken naar Spanje zonder van [voornaam] afscheid te nemen, wat hem veel verdriet heeft gedaan. Evenmin heeft de moeder toen geregeld wie er voor [voornaam] diende te zorgen; dit terwijl [voornaam] een kwetsbare minderjarige is met de nodige kind-eigenproblematiek. De moeder heeft de Raad destijds ook medegedeeld niet voor [voornaam] te kunnen zorgen vanwege haar eigen problematiek. De rechtbank stelt voorts vast dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] bij beschikking van 2 december 2021 zijn verlengd, omdat er geen zicht was op verbetering in de (thuis-)situatie (de problematiek en de opvoedvaardigheden van de moeder) van de moeder. De kinderrechter heeft de zaak naar de meervoudige kamer verwezen, opdat de meervoudige kamer zich op een gedegen wijze een beeld kan vormen over het door de GI genomen opvoedbesluit en de lijn die verder dient te worden ingezet.
De rechtbank stelt thans vast dat er in de afgelopen periode veel is geïnvesteerd in het contact met de moeder en is geprobeerd om haar mee te krijgen bij het bepalen van het opvoedperspectief van [voornaam]. Het is de moeder niet gelukt om hier in voldoende mate haar medewerking aan te verlenen. De GI heeft de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven, waarbij de moeder voorwaarden zijn gesteld vooraleer een thuisplaatsing van [voornaam] mogelijk is. Ondanks de pogingen die de GI heeft ondernomen om in contact te komen met de moeder, is het niet gelukt om de moeder in beweging te krijgen en de mogelijkheden tot een thuisplaatsing van [voornaam] te onderzoeken. Er is geen zicht op de problematiek van de moeder en op de vraag of zij kan voldoen aan het creëren van een veilige en stabiele opvoedingsomgeving voor [voornaam]. Gelet op het voorgaande en rekening houdend met de forse kind-eigenproblematiek van [voornaam] is de rechtbank van oordeel dat het belang van [voornaam] vereist dat aan alle betrokkenen duidelijkheid wordt verschaft over het toekomstperspectief, waardoor de hulpverlening gericht kan zijn op de concrete invulling daarvan, zonder dat op dit punt enige ruis bestaat of ontstaat. De rechtbank stelt vast dat [voornaam] inmiddels al bijna twee jaar niet meer bij de moeder thuis verblijft. [voornaam] ontwikkelt zich naar omstandigheden positief bij de pleegmoeder. Hij krijgt daar de structuur en regelmaat die hij gezien zijn problematiek nodig heeft. [voornaam] heeft erg veel structuur, nabijheid en veiligheid nodig en hij ervaart thans stress doordat er voor hem veel onduidelijk is. Onder die omstandigheden kan slechts worden vastgesteld dat [voornaam] behoefte heeft aan rust en een helder perspectief.
[voornaam] heeft een erg turbulente tijd achter de rug en hem wordt thans bij de pleegmoeder een stabiel opvoedingsklimaat geboden, waarin hij het naar zijn zin heeft en positieve ontwikkelingen laat zien. Het belang van [voornaam] bij duidelijkheid, continuïteit, adequate hulpverlening en een ongestoord hechtingsproces weegt naar het oordeel van de rechtbank zwaarder dan het belang van de moeder bij verdere hulpverlening om een thuisplaatsing van [voornaam] mogelijk te maken, waarvan in de afgelopen periode is gebleken dat de moeder zich in onvoldoende mate meewerkend heeft opgesteld. Gelet op de forse kind-eigenproblematiek van [voornaam] is het in zijn belang vereist dat met hem geen enkel risico meer genomen wordt en dat hij verder kan opgroeien op zijn huidige vertrouwde verblijfplaats, waarbij van groot belang is dat de pleegmoeder daartoe ook nadrukkelijk haar bereidheid heeft uitgesproken. Indien die zekerheid aan [voornaam] geboden wordt, kan vervolgens worden bezien hoe de rol van de moeder kan worden vormgegeven, waarbij dient te worden gestreefd naar een zo optimaal mogelijke betrokkenheid van de moeder bij [voornaam]. De moeder van [voornaam] blijft immers zijn moeder, ook al woont [voornaam] niet meer bij haar. Daarbij overweegt de rechtbank dat [voornaam] het zal merken als de moeder blijft streven naar of hopen op een thuisplaatsing, wat de onderlinge contacten voor hem belastend maakt, terwijl onbelast contact mogelijk de deur naar een eventuele ruimere omgangsregeling open kan zetten.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de GI de Raad (naar alle waarschijnlijkheid) op korte termijn gaat verzoeken om een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel in te stellen. Gelet hierop wordt de Raad verzocht om zijn onderzoek op zo kort mogelijke termijn op te starten en af te ronden, zodat ook op dat vlak duidelijkheid ontstaat en verdere ruis kan worden voorkomen, waardoor alle betrokkenen hun blik kunnen richten op een gezamenlijk doel in de toekomst.
De pleegmoeder en de GI vinden het belangrijk dat de huidige omgang tussen [voornaam] en de moeder blijft bestaan. De rechtbank is het daarmee eens. Het opvoedbesluit maakt dit niet anders.
De rechtbank is, gelet op wat uit het dossier en tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] in een voorziening voor pleegzorg van 4 mei 2022 tot 4 december 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2022 door mr. Toekoen, voorzitter, mr. De Beer en mr. Van Gessel, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Bouhoud, als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.