ECLI:NL:RBZWB:2022:5040

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
21/3272
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke beoordeling van naheffingsaanslag parkeerbelasting in Waalwijk

Op 8 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 65,40, die aan de belanghebbende was opgelegd omdat hij op 7 juli 2021 omstreeks 14:01 uur geen parkeerbelasting had voldaan op een aangewezen parkeerplaats in Waalwijk. De belanghebbende had geprobeerd om te betalen, maar het parkeerautomaat gaf geen reactie op zijn pinpas. Hij heeft uiteindelijk een bedrag van € 0,10 betaald, maar was van mening dat de naheffingsaanslag niet in verhouding stond tot zijn pogingen om te betalen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende een geloofwaardig verhaal heeft gepresenteerd over de omstandigheden van de gebeurtenis. De heffingsambtenaar heeft de verklaring van de belanghebbende over de storing van het parkeerautomaat niet weerlegd en heeft niet aangetoond dat het voor de belanghebbende mogelijk was om op een andere manier te betalen. Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd en heeft zij het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard.

De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd, evenals de naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar is verplicht om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3272
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [woonplaats] , belanghebbende,
en
De heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk(de heffingsambtenaar).

1.Inleiding

1.1
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 65,40, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 0,10 en € 65,30 aan kosten (hierna: de naheffingsaanslag parkeerbelasting).
1.2
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 27 juli 2021.
1.3
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek op 4 augustus 2022 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

2.Feiten

De auto met kenteken [kenteken] stond op 7 juli 2021 omstreeks 14:01 uur stil op een parkeerplaats op De Els te Waalwijk. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. Op de parkeerplaats geldt voor het parkeren van maandag tot met donderdag, zaterdag en zondag van 09.00 uur tot 18.00 uur en op donderdag van 09.00 tot 21.00 uur een tarief van € 0,10 per uur. [1] Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende de naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1
De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een naheffingsaanslag heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2
Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij zijn ernstig zieke broer in Waalwijk heeft bezocht op 7 juli 2021 en dat hij daar niet in de straat kon parkeren. Belanghebbende heeft bij de parkeerautomaat met nummer 21409 verschillende keren geprobeerd om parkeerbelasting te betalen voor de duur van maximaal 2 uur (3 euro), maar het apparaat gaf geen reactie op zijn pinpas. Belanghebbende heeft uiteindelijk een bedrag van € 0,10 betaald. Hij was in de veronderstelling dat sprake was van een storing en heeft zijn pogingen gestopt om de beperkte bezoektijd aan zijn broer van maximaal 2 uur niet nog verder te beperken. Belanghebbende is bereid om het bedrag alsnog te betalen. De naheffing staat volgens hem niet in verhouding tot zijn pogingen om te betalen.
3.3
Belanghebbende heeft in bezwaar en beroep op consistente wijze verklaard over de gebeurtenis op 7 juli 2021. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende een geloofwaardig relaas heeft gegeven. De heffingsambtenaar heeft de verklaring van belanghebbende dat sprake was van een storing niet weerlegd. De heffingsambtenaar heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat het voor belanghebbende mogelijk is geweest bij een andere parkeerautomaat of op een andere wijze te betalen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag ten onrechte gehandhaafd.
4. Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond zal worden verklaard. De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigen. De heffingsambtenaar moet het griffierecht vergoeden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu gesteld noch gebleken is dat sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 49,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 8 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Artikel 4 en 8 van de Verordening parkeerbelastingen Waalwijk 2021 en het Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen 2021.