ECLI:NL:RBZWB:2022:5051
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.LA.M. van Os, beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 3 maart 2022, waarin haar WIA-uitkering werd beëindigd per 1 juni 2021. Eiseres was eerder werkzaam als reisadviseur en was sinds 16 juni 2014 uitgevallen door depressieve klachten. Het UWV had haar in 2016 een WIA-uitkering toegekend, maar concludeerde in 2021 dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2022 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van het UWV, drs. S. Barto, aanwezig waren. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld, die concludeerden dat eiseres geen ernstige psychiatrische stoornis had en dat haar beperkingen niet zodanig waren dat zij niet in staat was om bepaalde werkzaamheden te verrichten. Eiseres voerde aan dat haar klachten en beperkingen onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor het UWV de WIA-uitkering terecht had beëindigd. Het beroep werd ongegrond verklaard, en eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. I.M. Josten op 29 augustus 2022.