ECLI:NL:RBZWB:2022:5051

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2002
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.LA.M. van Os, beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 3 maart 2022, waarin haar WIA-uitkering werd beëindigd per 1 juni 2021. Eiseres was eerder werkzaam als reisadviseur en was sinds 16 juni 2014 uitgevallen door depressieve klachten. Het UWV had haar in 2016 een WIA-uitkering toegekend, maar concludeerde in 2021 dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering.

De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2022 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van het UWV, drs. S. Barto, aanwezig waren. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld, die concludeerden dat eiseres geen ernstige psychiatrische stoornis had en dat haar beperkingen niet zodanig waren dat zij niet in staat was om bepaalde werkzaamheden te verrichten. Eiseres voerde aan dat haar klachten en beperkingen onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor het UWV de WIA-uitkering terecht had beëindigd. Het beroep werd ongegrond verklaard, en eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. I.M. Josten op 29 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2002 WIA

uitspraak van 29 augustus 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [Plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.LA.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Heerlen), verweerder.

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 3 maart 2022 (bestreden besluit) inzake de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2022 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde, naast drs. S. Barto als gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als reisadviseur bij [naam werkgever] Voor dat werk is zij op 16 juni 2014 uitgevallen vanwege depressieve klachten. Het UWV heeft eiseres bij besluit van 10 augustus 2016 een WIA-uitkering toegekend met ingang van 3 oktober 2016.
Het UWV heeft met het besluit van 31 maart 2021 (primair besluit) de WIA-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 1 juni 2021 omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Met het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiseres op het spreekuur van 29 januari 2021 gesproken, haar psychisch onderzocht en het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts heeft op 15 maart 2021 gerapporteerd dat uit het huidige onderzoek naar voren komt dat er geen sprake (meer) is van een ‘geen benutbare mogelijkheden’ situatie. Immers, er is geen sprake van een ernstige psychiatrische stoornis waarvoor een (noodzaak tot) intensieve therapie, gedurende meerdere dagen per week, nodig is. Wel staat eiseres op een wachtlijst voor EMDR. De vraag is of dit nu wel aan zal slaan: echte ‘life events’ (relevant voor het effect van deze behandeling) kan eiseres niet benoemen, een jaar eerder in april blijkbaar ook niet. Weliswaar heeft eiseres begeleiding nodig, maar dit beperkt zich tot 1 keer per week. De overige dagen en uren is eiseres in staat haar gezin draaiende te houden. Ook
blijkt dat eiseres, als zij de keuze niet heeft, in staat is om bepaalde zaken te handelen. Het aspect vermijdend en afhankelijk komt dan naar voren om dit niet te doen. Dit is echter gedrag en niet het gevolg van (psycho)pathologie. Zo kan zij wel naar buiten als zij haar kinderen naar school moet brengen, maar als zij het kan vermijden doet zij het niet. Dit heeft ook met haar vermijdende trekken te maken. Tevens wordt het feit dat zij geen medicatie gebruikt (geen effect hiervan op haar klachten, naar eigen zeggen) eveneens betrokken bij het oordeel dat er meer sprake is van gedrag dan van pathologie.
De verzekeringsarts acht eiseres aangewezen op fysiek niet te zware werkzaamheden, waarbij het werk haar op een structurele manier moet worden aangeboden. ‘s Nachts werken moet vermeden worden.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft hij neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 15 maart 2021.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts B&B] heeft eiseres gesproken op de telefonische hoorzitting van 24 december 2021 en het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b is van mening dat door de primaire verzekeringsarts terecht benutbare mogelijkheden zijn aangenomen. Er zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van belastbaarheidsaspecten in het persoonlijk en sociaal functioneren. Ook is rekening gehouden met ervaren lichamelijke klachten. Daarmee is volgens de verzekeringsarts b&b voldoende tegemoet gekomen aan de door eiseres ervaren beperkingen. Er is geen indicatie om een urenbeperking te stellen op grond van de standaard “Duurbelasting in arbeid”.
De verzekeringsarts b&b concludeert dat hij zich verenigen met het onderzoek en de conclusie van de primaire verzekeringsarts.
Eiseres heeft aangevoerd dat in onvoldoende mate rekening is gehouden met de vele fysieke en psychische pijnen, klachten en beperkingen. Zij kan al nauwelijks haar ADL-taken uitvoeren, laat staan dat zij bedrijfsmatige werkzaamheden kan verrichten. Haar beperkingen zijn onderschat en haar mogelijkheden zijn overschat. Mocht de rechtbank zich niet in het standpunt van eiseres kunnen vinden dan meent zij dat het redelijk en rechtens is dat de rechtbank een deskundige benoemt.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder zowel de psychische als de fysieke klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Eiseres heeft geen informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 15 maart 2021.
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), wikkelaar (nieuw en revisie) (Sbc-code 267053) en medewerker intern transport (Sbc-code 111220).
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het resultaat functiebeoordeling en de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 1 maart 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 0,00%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid en dat leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 1 juni 2021.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 29 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.