ECLI:NL:RBZWB:2022:5052

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4577
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag schoolstartpakket ingevolge de Participatiewet

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een schoolstartpakket, ingediend op 1 augustus 2021. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor de aanvraag was verstreken voordat eiseres op 24 oktober 2021 beroep heeft ingesteld. Eiseres heeft het beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, wat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mogelijk is na een ingebrekestelling aan het bestuursorgaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroepschrift voldoet aan de vereisten van de Awb en dat eiseres rechtsgeldig beroep heeft ingesteld. Verweerder heeft op 1 november 2021 alsnog op de aanvraag beslist, maar eiseres heeft hiertegen geen inhoudelijke gronden ingediend. Hierdoor is het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet gericht tegen dit besluit. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of eiseres nog procesbelang had bij het beroep. Aangezien verweerder inmiddels op de aanvraag had beslist en eiseres een dwangsom van € 602,- had ontvangen vanwege het te laat beslissen, was er geen procesbelang meer.

De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft verweerder wel opgedragen het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4577

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 1 augustus 2021 voor een schoolstartpakket ingevolge de Participatiewet.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Partijen zijn het er thans over eens dat de beslistermijn voor de aanvraag was verstreken voordat eiseres op 24 oktober 2021 beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Dit brengt mee dat eiseres rechtsgeldig beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
De rechtbank stelt vast dat verweerder op 1 november 2021 alsnog heeft beslist op de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen geen inhoudelijke gronden ingediend, zodat het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen niet met toepassing van artikel 6:20, derde lid, van de Awb mede geacht wordt te zijn gericht tegen dit besluit.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of eiseres nog procesbelang heeft bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Zoals hiervoor reeds is vastgesteld heeft verweerder inmiddels op de aanvraag beslist. Daarnaast heeft verweerder bij beschikking van 7 oktober 2021 besloten dat eiseres niet in aanmerking kwam voor een dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt bij verweerder. Bij beslissing op bezwaar van 10 februari 2022 heeft verweerder dit bezwaar gegrond verklaard en aan eiseres alsnog een dwangsom toegekend van € 602,- vanwege het te laat beslissen op de aanvraag van 1 augustus 2021. De rechtbank is niet gebleken dat verweerder de dwangsom onjuist heeft vastgesteld, zodat eiseres geen procesbelang meer heeft bij dit beroep.
De stelling van eiseres dat verweerder ook op het bezwaar tegen de beschikking van 7 oktober 2021 te laat heeft beslist en daarvoor een dwangsom verschuldigd is, kan niet in deze procedure worden beoordeeld. Dit omdat deze procedure ziet op de vraag of verweerder op tijd heeft beslist op de aanvraag van 1 augustus 2021.
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
Omdat eiseres terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht dient te vergoeden.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 30 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.