ECLI:NL:RBZWB:2022:5089

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2032
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

Op 1 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.M. Gijzen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 april 2021, waarin haar een WIA-uitkering werd geweigerd op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. De rechtbank heeft de zaak op 10 augustus 2022 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar vader en zus, terwijl de gemachtigde van het UWV, drs. S. Barto, aanwezig was.

Eiseres was werkzaam als medewerker rechtbank en viel op 13 november 2018 uit vanwege knieklachten. Het UWV had eerder vastgesteld dat zij per 9 oktober 2020 geen recht had op een WIA-uitkering. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen bestudeerd en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de belastbaarheid die door de verzekeringsarts was vastgesteld.

De rechtbank heeft de functies die het UWV had geselecteerd voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, als passend beoordeeld. Op basis van de inkomsten uit deze functies heeft het UWV geconcludeerd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenvergoeding en griffierecht af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2032 WIA

uitspraak van 1 september 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. D.M. Gijzen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Heerlen), verweerder.

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 april 2021 (bestreden besluit) inzake de weigering aan haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2022 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres vergezeld door haar vader [naam vader] en haar zus [naam zus] , naast drs. S. Barto als gemachtigde van het UWV.
De gemachtigde van eiseres heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Eiseres is laatstelijk via Werkplan B.V. werkzaam geweest als medewerker rechtbank. Voor dat werk is zij op 13 november 2018 uitgevallen vanwege pijnklachten in de rechterknie.
Bij besluit van 4 november 2020 (primair besluit) heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat zij per 9 oktober 2020 geen WIA-uitkering kan krijgen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Over eiseres is gerapporteerd door een arts SMZ, onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts, en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b).
De arts SMZ [naam arts1] heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] de beschikbare medische gegevens bestudeerd en eiseres gesproken op het telefonische spreekuur van 1 oktober 2020. De arts stelt vast dat er sprake is van een medisch beeld met als uiting lichamelijke klachten. Eiseres is daarmee al lang bekend.
Zij wijst er verder op dat recentelijk een ingreep is verricht die leidde tot lichte verbetering zowel van de klachten als van de belastbaarheid. Eiseres is aangewezen op lichte werkzaamheden waarbij er rekening dient te worden gehouden met de kniebeperkingen.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de arts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 28 oktober 2020.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts B&B] heeft het dossier van eiseres bestudeerd. Naar aanleiding van de grond dat ten onrechte geen actuele informatie bij de behandelaar is opgevraagd, stelt [naam verzekeringsarts B&B] dat voldoende informatie beschikbaar is om tot een heroverweging te komen. Verder stelt [naam verzekeringsarts B&B] dat er op grond van de medische feiten, het dagverhaal en met inachtneming van de door de primaire arts aangegeven beperkingen in de FML onvoldoende zware argumenten zijn om een urenrestrictie toe te passen.
Volgens [naam verzekeringsarts B&B] is eiseres onvoldoende beperkt ten aanzien van het zitten. Vanwege de patellofemorale artrose moet eiseres enerzijds tijdens het zitten de knieën kunnen strekken, anderzijds regelmatig kortdurend kunnen vertreden.
Deze twee aanvullende voorwaarden worden bij 5.1 en 5.2 aan de FML toegevoegd
De FML is op 28 december 2020 aangepast.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het UWV ten onrechte heeft nagelaten medische informatie op te vragen bij haar behandelaars. Naar de mening van eiseres heeft het UWV ten onrechte geoordeeld dat de kniebeperkingen niet tot een mate van pijn of energieverlies leiden dat een urenbeperking gerechtvaardigd is. Eiseres heeft de rechtbank verzocht een onafhankelijk medisch deskundige haar te laten onderzoeken.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder zowel de knieproblemen als het energieverlies/moeheid. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het raadplegen van een deskundige. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 28 december 2020.
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief medewerker (document scannen) (Sbc-code 315133), monteur printplaten (Sbc-code 267051) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100).
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn en verwijst daarvoor naar het resultaat functiebeoordeling en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 30 maart 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 0%.
Dat betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 9 oktober 2020.
Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 1 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.