ECLI:NL:RBZWB:2022:5142

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2093
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2019

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 1 april 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2019 had opgelegd. De inspecteur had een belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 158.505 en daarbij belastingrente in rekening gebracht. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd door de inspecteur afgewezen.

De rechtbank heeft de zaak op 24 augustus 2022 behandeld, waarbij belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren. Belanghebbende voerde aan dat de inspecteur het verweerschrift te laat had ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze termijnoverschrijding geen directe gevolgen had voor de ontvankelijkheid van de zaak. De rechtbank concludeerde dat belanghebbende voldoende tijd had gehad om op het verweerschrift te reageren.

De inspecteur heeft tijdens de beroepsfase aangegeven dat hij volledig tegemoetkomt aan de grieven van belanghebbende en dat hij het door belanghebbende voorgestane verzamelinkomen volgt. De rechtbank heeft de aanslag IB/PVV 2019 verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 151.172 en de belastingrente dienovereenkomstig aangepast. Belanghebbende heeft ook verzocht om een proceskostenvergoeding, maar de rechtbank oordeelde dat hij alleen recht had op een vergoeding van reis- en verblijfkosten, die door de inspecteur werd erkend. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/2093
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [woonplaats] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 1 april 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 158.505 en bij gelijktijdige beschikking belastingrente in rekening gebracht van € 99 (aanslagnummer [aanslagnummer] H.96.01).
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag IB/PVV 2019 afgewezen.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

2.Beoordeling door de rechtbank

Vooraf
2.1.
Belanghebbende klaagt erover dat de inspecteur het verweerschrift ruim buiten de daarvoor door de rechtbank gestelde termijn heeft ingediend. Daaraan verbindt belanghebbende de conclusie dat de inspecteur niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank vat de klacht van belanghebbende zo op dat hij heeft bedoeld te verzoeken het stuk tardief te verklaren, nu de ontvankelijkheidskwestie alleen op belanghebbende zelf kan zien. De klacht van belanghebbende slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. De termijn voor het indienen van een verweerschrift [1] is, in tegenstelling tot de termijn voor het indienen van een beroepsschrift [2] , geen termijn van openbare orde. Aan de overschrijding van deze termijn verbindt de wet geen directe gevolgen. Het verweerschrift is op 23 november 2021 door de rechtbank ontvangen en op 22 december 2021 aan belanghebbende doorgezonden. De zitting heeft op 24 augustus 2022 plaatsgevonden. Belanghebbende heeft ruim voldoende tijd gehad om kennis te nemen van en te reageren op het verweerschrift en is niet in zijn procesbelangen geschaad. Hoewel de inspecteur niet heeft gehandeld in overeenstemming met de termijn genoemd in artikel 8:42, eerste lid, Awb, ziet de rechtbank gelet op de omstandigheden van dit geval geen aanleiding om daar gevolgen aan te verbinden.
De aanslag IB/PVV 2019
2.2.
De inspecteur heeft gedurende de beroepsfase aangegeven dat hij alsnog volledig tegemoet komt aan de grieven van belanghebbende en dat hij het door belanghebbende voorgestane verzamelinkomen volgt. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen. De aanslag IB/PVV 2019 wordt verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 151.172. De beschikking belastingrente wordt dienovereenkomstig verminderd. De rechtbank merkt daarbij op dat de inspecteur reeds met dagtekening 11 november 2021 een verminderingsbeschikking heeft vastgesteld.
2.3.
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat hij recht heeft op een proceskostenvergoeding van 1 punt met een waarde van € 534 en een vergoeding van reis- en verblijfkosten van € 45. Ter onderbouwing van de verzochte vergoeding van € 534 voert belanghebbende aan dat de inspecteur al in de bezwaarfase volledig tegemoet had kunnen komen aan zijn bezwaar als de inspecteur zich voldoende had verdiept in zijn zaak. Verder voert belanghebbende aan dat de behandeling van zijn verzoek tot middeling door deze gang van zaken onnodig vertraging heeft opgelopen en dat de inspecteur in de beroepsprocedure termijnen heeft overschreden.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Belanghebbende heeft, behalve reis- en verblijfkosten, niet aannemelijk gemaakt dat hij kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Er is geen sprake van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Belanghebbende heeft daarom alleen recht op een vergoeding van reis- en verblijfkosten. De inspecteur heeft ter zitting ingestemd met de door belanghebbende verzochte vergoeding voor reis- en verblijfkosten van € 45. De rechtbank beslist daarom dienovereenkomstig. Verder krijgt belanghebbende het door hem betaalde griffierecht van € 49 vergoed.

3.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de aanslag IB/PVV tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 151.172 en vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
  • veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 45;
  • gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 49 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 7 september 2022 door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [3]
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.Artikel 6:7 en artikel 6:11 van de Awb.
3.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.