ECLI:NL:RBZWB:2022:5175
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 september 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 1 april 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst de wettelijke beslistermijn heeft overschreden. Eiseres had de aanvraag op 1 april 2021 ingediend, en de Belastingdienst had uiterlijk op 1 oktober 2021 moeten beslissen, maar heeft deze termijn met zes maanden verlengd. Uiteindelijk had de Belastingdienst uiterlijk op 1 april 2022 moeten beslissen, wat niet is gebeurd. Eiseres heeft de Belastingdienst op 11 april 2022 in gebreke gesteld, en de rechtbank stelt vast dat er sindsdien geen besluit is genomen.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de Belastingdienst op om binnen tien weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist na de ingebrekestelling. Eiseres krijgt haar griffierecht van € 50,- vergoed en de proceskosten worden vastgesteld op € 379,50. De rechtbank benadrukt dat de zaak als licht wordt aangemerkt, gezien de jurisprudentie over uitblijven van besluiten.