ECLI:NL:RBZWB:2022:5206

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4772
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 september 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering beoordeeld. Het UWV had op 4 maart 2021 besloten om de uitkering van eiseres te beëindigen per 6 april 2021, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.J. van der Meulen, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarna de rechtbank de zaak op 18 augustus 2022 ter zitting heeft behandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn besluit heeft gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen, die hebben geconcludeerd dat eiseres in staat is om passende arbeid te verrichten. Eiseres had eerder een ZW-uitkering ontvangen na uitval door stressklachten, maar na een eerstejaarsbeoordeling concludeerde het UWV dat zij weer in staat was om te werken. De rechtbank heeft de medische oordelen van de verzekeringsartsen gevolgd en geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat eiseres meer beperkt is dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is vastgelegd.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over de geschiktheid van de door het UWV geduide functies beoordeeld. Eiseres stelde dat de functies te zwaar voor haar waren, maar de rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundigen voldoende gemotiveerd hadden aangetoond dat de functies passend waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het UWV terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4772 ZW

uitspraak van 8 september 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. P.J. van der Meulen,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 4 maart 2021 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 6 april 2021.
Met het bestreden besluit van 24 september 2021 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de beëindiging van de uitkering gebleven.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2022 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en mr. J.W. van Schaik als gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 6 april 2021.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Eiseres is werkzaam geweest als verkoopster bij [naam bedrijf] in [plaatsnaam] . Voor dat werk is zij op 22 februari 2020 uitgevallen vanwege stressklachten, concentratieproblemen en vergeetachtigheid. Het UWV heeft eiseres vervolgens recht op een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiseres in staat is passende arbeid te verrichten.
3.2
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd, eiseres gezien op zijn spreekuur van 26 februari 2021 en haar daarbij onderzocht. Hij heeft gerapporteerd dat eiseres ongeschikt is voor de maatgevende functie vanwege beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren, vooral ten aanzien van beperkingen in de conflicthantering. [naam verzekeringsarts] ziet echter geen reden eiseres op medische gronden ongeschikt te achten voor passend werk. Eiseres heeft verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek en er zijn beperkingen ten opzichte van de referentiewaarden (norm). Er zijn beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren en er gelden
specifieke voorwaarden voor het persoonlijk en sociaal functioneren in werk.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] acht het van belang dat eiseres een natuurlijk dag-nachtritme met structuur en regelmaat aanhoudt. Hij acht haar aangewezen op een werkbelasting zonder onregelmatige of nachtdiensten. Het werkaanbod dient gestructureerd te zijn. Veel omgevingsgeluid zorgt voor afleiding van de aandacht. Eiseres dient ontzien te worden qua sterke tijdsdruk en dwingend hoge tempobelasting en niet te veel blootgesteld te worden aan conflicterende functie-eisen (tempo versus zorgvuldigheid en veiligheid). Er dient rekening gehouden te worden met verminderde conflicthantering. Vanwege een verminderd adaptatievermogen in de zin van moeite hebben met aanpassen aan wensen en meningen van anderen of een situatie die aanpassing vereist, acht de verzekeringsarts eiseres aangewezen op een enigszins voorspelbare werksituatie.
[naam verzekeringsarts] ziet geen medische reden voor het aannemen van een urenbeperking. Indien de functiebelasting voldoet aan de aangegeven beperkingen conform de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), ziet hij medisch geen bezwaar om gedurende een normaal aantal uren te functioneren.
De verzekeringsarts ziet als prognose binnen een jaar een redelijke tot goede kans op een relevante verbetering door het natuurlijk herstel van de aandoening en/of adequate behandeling en heeft de verwachting dat de belastbaarheid op langere termijn nog aanzienlijk zal verbeteren. Hij heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de FML van 2 maart 2021.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het dossier inclusief de bezwaargronden bestudeerd en deelgenomen aan de hoorzitting van 7 september 2021 via een videoverbinding. Zij maakt uit de voorliggende gegevens op dat eiseres in behandeling is geweest voor een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en opnieuw op de wachtlijst hiervoor staat daar ze wederom merkte dat ze zich teveel aanpaste aan wensen van anderen.
In het eerdere behandeltraject werd aandacht besteed aan emotieregulatie en stabilisatie van de leefsituatie en loslaten van haar perfectionisme.
Tijdens de hoorzitting blijkt dat eiseres voor zichzelf gezien haar levensverhaal beter zou wensen dan de situatie die ze nu heeft. Ze wil meer ruimte voor zichzelf en haar eigen ontwikkeling. Eiseres meent dat werken nu haar opnieuw in de problemen zou brengen.
Zij stelt dat de door haar ervaren belemmeringen en de aard en ernst van de psychische stoornis onvoldoende zijn onderkend en meegewogen. Zij acht zich niet tot werken in staat.
Van een volledige arbeidsongeschiktheid op de datum in geding is volgens de verzekeringsarts b&b geen sprake. Er wordt immers niet voldaan aan de criteria die hiervoor gelden in het Schattingsbesluit. De primaire verzekeringsarts heeft dan ook terecht een FML opgesteld.
Eiseres claimt meer beperkingen voor het persoonlijk functioneren ten aanzien van 1.1 vasthouden van aandacht, 1.3 herinneren, 1.5 doelmatig handelen en 1.6 zelfstandig handelen. Op basis van de bevindingen tijdens de hoorzitting waarbij er geen cognitieve functiestoornissen aanwezig bleken, het feit dat eiseres wel zelfstandig haar zaken kan regelen en dat ze blijkt met de auto naar gemachtigde te zijn gekomen, acht [naam verzekeringsarts b&b] deze beperkingen niet aannemelijk. Vanwege de emoties in het dagelijks leven met de buitenwereld kan de verzekeringsarts b&b zich vinden in de specifieke voorwaarden in werk zoals gesteld door de primaire verzekeringsarts om rekening te houden met de gevoelens van overbelasting. Eiseres is snel afgeleid en aangewezen op structuur en regelmaat en kan een langdurig verhoogd tempo niet aan.
De verzekeringsarts b&b zal in verband met bijwerkingen van de medicatie een beperking toevoegen bij item 1.8.6 van de FML. Verder ziet zij beperkingen passend bij een persoonlijkheidsstoornis in het sociaal functioneren al opgenomen in de FML. De beperking voor het uiten van de gevoelens kan de zij niet plaatsen nu eiseres tijdens de hoorzitting adequaat kon verwoorden wat er in haar omgaat en zij niet verward of rigide is. Eiseres heeft moeite om voor zichzelf op te komen en dus is het wel van belang dat ze vooralsnog gaat werken in een situatie waarin ze wel samenwerkt, maar met een afgebakend takenpakket en zijn de beperkingen voor conflicthantering passend. Waar nodig geeft [naam verzekeringsarts b&b] aan de FML te corrigeren. Dit ook voor beroepsmatig autorijden gezien het wisselend medicatiegebruik.
Dat eiseres eerder uitgevallen is had volgens verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] naast de bekende persoonlijkheidsproblematiek die gezien kan worden als kwetsbaarheid, te maken met diverse forse stressoren. Die stressoren zijn er inmiddels in veel mindere mate. De uitgangspositie om te gaan werken acht de verzekeringsarts b&b anders dan rond ziekmelding. Eiseres heeft nu geen re-integratieactiviteiten ondernomen waaruit zou kunnen blijken dat zij in werk waarbij rekening gehouden wordt met de bovengenoemde beperkingen opnieuw zou uitvallen. Daarnaast is het zo dat in het kader van een re-integratietraject ondersteuning en opbouw mogelijk is. Dat valt echter buiten het beoordelingskader van de eerstejaars ZW-beoordeling.
De verzekeringsarts b&b heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres, aangepast conform het voorgaande, neergelegd in de FML van 10 september 2021.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar medische beperkingen zijn onderschat en dat de FML geen juiste weergave vormt van haar arbeidsmogelijkheden. Voorts heeft zij gesteld dat de verschillende procedures al geruime tijd duren en zij daarvan spanningen ervaart en dat zij gefrustreerd raakt van het onbegrip bij het UWV.
Hoewel eiseres niet voldoet aan alle criteria van één specifieke persoonlijkheidsstoornis, stelt zij wel de kenmerken te hebben van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Dit betekent dat zij beperkingen heeft in belangrijke gebieden van functioneren. Door haar ernstige stemmingswisselingen acht zij het niet mogelijk dat op basis van een kort gesprek haar beperkingen correct zijn geduid. Klachten zijn onderbelicht gebleven en mogelijk moeten meer beperkingen worden aangenomen. Dit in ieder geval voor ‘1.4 Inzicht in eigen kunnen’ en ’1.9 Mate van zelfstandigheid’.
Verder stelt eiseres dat nu er overleg nodig was tussen de arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts over de belastingen van de geduide functies, onvoldoende is gemotiveerd waarom de geduide functies geschikt zijn voor haar. In ieder geval had in een dergelijk motivering aan de orde moeten komen:
  • mate, frequentie of duur van de belastingen,
  • de combinatie van afzonderlijke belastingen,
  • de aard en zwaarte van de totale functie en
  • de wijze van taakuitvoering.
Tot slot heeft eiseres gedetailleerd per functie aangegeven waarom die niet geschikt is voor haar gelet op de belastingen van die functies en de beperkingen die zij heeft.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder al de psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten van eiseres rekening gehouden.
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat zij voor haar medische beroepsgronden geen onderbouwing in de vorm van één of meer verklaringen van behandelend artsen heeft overgelegd.
Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank onvoldoende twijfel om de goed gemotiveerde rapportages van de verzekeringsartsen met de daarin op medisch onderzoek en verklaringen van behandelaars van eiseres gebaseerde afwegingen en conclusies niet te volgen.
Ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat in de FML van 10 september 2021 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt daarom niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: controleur, tester elektrotechnische apparatuur (Sbc-code 267060), medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten (Sbc-code 111010) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft zij voor ieder van de geduide functies aangevoerd welke belastingen voor haar te zwaar zijn gelet op haar beperkingen.
De rechtbank ziet echter onvoldoende reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 3 maart 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 23 september 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van het UWV nog aangegeven dat de productienormen in de gestelde functies niet gelijk zijn aan deadlines of productiepieken. In de functies die zijn geduid is bij onderzoek door een arbeidskundig analist vastgesteld dat die deadlines en productiepieken niet aanwezig zijn. De productienormen in die functies zijn wezenlijk anders, want er zijn niet of nauwelijks functies zonder productienormen. Pas als er veel stringentere eisen worden gesteld kan er sprake zijn van productiepieken of deadlines, maar dat wordt dan door een arbeidskundig analist ‘gescoord’ voor die functie in het CBBS-systeem wordt opgenomen. Dat is hier niet gebeurd.
Daarnaast heeft de vertegenwoordiger van het UWV ter zitting er nog op gewezen dat eiseres voor het volgen van cursussen niet is beperkt, zodat de eenvoudige opstartscursus die bij sommige functies bij het begin nodig is, voor eiseres niet onoverkomelijk kan zijn.
Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit verder voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Conclusie en gevolgen
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 6 april 2021.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 8 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).