Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
STICHTING GGZ WESTELIJK NOORD-BRABANT,
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
Hoofdstuk 1 de arbeidsovereenkomst
De werkgever kan de werknemer voor maximaal 3 weken op non-actief stellen. Voorwaarde is dat de werkgever vindt dat de voortgang van het werk ernstig wordt belemmerd. Deze periode kan voor maximaal 3 weken worden verlengd. De werkgever kan de op non-actiefstelling met nog eens 3 weken verlengen. Voorwaarde is dat de werknemer akkoord gaat.
De werkgever kan de werknemer voor maximaal 1 week schorsen. Voorwaarde is dat de werkgever vindt dat er zo’n ernstige reden is dat het niet verantwoord is de werknemer nog te laten werken. De werkgever kan de schorsing met maximaal 1 week verlengen. De werkgever kan de schorsing niet gelijktijdig met het uitspreken van de eerste schorsing verlengen.
Als de reden van de schorsing ongegrond blijkt, dan rehabiliteert de werkgever de werknemer openlijk als hij daarom vraagt. Hij ontvangt dan ook een vergoeding van de aantoonbaar geleden schade.
De werknemer die arbeidsongeschiktheid is en daardoor niet werkt, ontvangt de eerste 104 weken de wettelijke loondoorbetaling van 70% van het loon (artikel 7:629 BW). Voorwaarde is dat de werknemer zich direct heeft ziekgemeld bij de werkgever. Daar bovenop ontvangt de werknemer die arbeidsongeschikt is geworden op of na 1 oktober 2019 een aanvulling tot aan een percentage van het brutoloon:
Als de werkgever niet conform de Wet Verbetering Poortwachter en/of de bepalingen van artikel 2 en 3 van dit hoofdstuk handelt, kan niet worden overgegaan tot verlaging van de doorbetaling van het voor de werknemer naar tijdsruimte vastgestelde loon. Indien de werkgever op een later moment wel voldoet aan de verplichtingen conform de Wet Verbetering Poortwachter kan vanaf dat moment de verlaging op de loondoorbetaling alsnog worden toegepast.”
Stand van zaken:
Het arbeidsgerelateerde geschil lijkt opgelost, er worden nog verbeteringen doorgevoerd in onderling overleg.”
We spraken elkaar vanochtend over de [afdeling] , jouw rol daarin, de moeizame samenwerking met onder andere de coördinatoren en mijn observaties van de afgelopen weken. Je herkende niets van wat ik je vertelde. Volgens jou verloopt alles prima en is er helemaal niets aan de hand. Niet in de samenwerking en niet inhoudelijk. De signalen die ik de afgelopen weken heb gekregen en mijn observaties zijn voor mij dermate verontrustend dat we afscheid moeten nemen. Ik heb je gevraagd daar over na te denken en het willen regelen in een VSO. Je hebt uitvoerig toegelicht dat je niet begrijpt dat ik deze stap zet en je hebt er daarbij op gewezen dat WNB een ‘politieke organisatie’ is waarin tegen jou wordt samengespannen.
Werkzaamheden l&A manager
Je hebt mij maandag een reactie gestuurd waaruit blijkt dat je mijn voorstel voor een time-out niet accepteert. Ik vind dat spijtig omdat dat juist dit soort situaties kan voorkomen. Laten we de tijd tot je echte vakantie benutten om met elkaar, ondersteund door jouw advocaat, te overleggen op welke wijze er op enig moment een einde komt aan het werken voor GGZ WNB. Ik vertrouw erop dat je de redelijkheid van de time-out inziet. Dat betekent dat je er dinsdag niet bij bent. Aan de betrokkenen meld ik dat je met vakantie bent.”
Er is ook sprake van een arbeidsconflict tussen werkgever en werknemer. Dit kan de beperkingen bij meneer [eiser] doen toenemen, het advies is dan ook om zo spoedig mogelijk met elkaar de werkgerelateerde problemen op te lossen.
Zoals we gistermiddag hebben afgesproken stuur ikje bij deze een partiele arbeid-geschikt melding.
Stand van zaken:
2. Onderzoeksactiviteiten
5.Conclusie
Van GGZ WNB verneem ik dat de heer [eiser] uit het gesprek is weggelopen voordat er goed en wel over de inhoud kon worden gesproken. GGZ WNB betreurt dat, juist omdat zij het gesprek met de heer [eiser] eindelijk dacht te kunnen aangaan met de door hem gekozen gespreksleider.
GGZ WNB heeft het mislukken van het gesprek onder leiding van de heer [naam 3] nog eens op zich laten inwerken. De hoop en verwachting was dat het gesprek in ieder geval tot enig resultaat zou leiden. Uiteindelijk constateerde de heer [naam 3] dat hij geen mogelijkheid zag om voldoende gelijkgestemdheid te doen ontstaan om het gesprek te laten plaatsvinden. Wat nu?
Bij aankomst op de locatie van het gesprek werd mijn client geconfronteerd met het feit dat er namens GGZ WNB 2 mensen aan het gesprek zouden deelnemen, te weten de heer [oud-raad van bestuurslid GGZ] en de heer [raad van bestuurslid GGZ] . Dit was niet afgesproken.
De eerder genoemde arbeidsconflict is niet opgelost. Ook de eerdere adviezen om in gesprekken tussen werkgever en werknemer, eventueel met derden erbij, hebben niet geleid tot het oplossen van het arbeidsconflict. Ik adviseer werkgever en werknemer om mediation in te zetten.
3.Het geschil
- opheffing van de schorsing en toelating tot zijn gebruikelijke werkzaamheden als [functie] , op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- doorbetaling van 100% van zijn loon op grond van de cao, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
- een schriftelijke en openlijke rehabilitatie, zoals omschreven in de dagvaarding, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- veroordeling van GGZ WNB tot betaling van een voorschot van de door [eiser] geleden schade, bestaande uit gemaakte advocaatkosten en UWV onderzoekskosten ten bedrage van € 12.500,00;
- veroordeling van GGZ WNB in de proces- en nakosten en de wettelijke rente over de nakosten.