ECLI:NL:RBZWB:2022:5267

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3415 en 22_3473 en 22_3474
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op Wob-aanvragen door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 8 september 2022, zijn de beroepen van eiseres, een B.V. uit [vestigingsplaats], gegrond verklaard. Eiseres had beroep ingesteld omdat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport niet tijdig had beslist op haar aanvragen van 23 maart 2022, zoals vereist door de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank oordeelde dat de beslistermijnen voor de Wob-verzoeken waren overschreden. Eiseres had de minister op 31 mei 2022 in gebreke gesteld, waarna de minister op 7 juni 2022 een overleg had met eiseres om de verzoeken te preciseren. De rechtbank stelde vast dat de minister nog geen besluit had genomen en droeg hem op dit alsnog te doen binnen twee weken na verzending van de uitspraak. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg ook het betaalde griffierecht van € 365,- vergoed en een proceskostenvergoeding van € 379,50. De rechtbank benadrukte dat de Wet open overheid (Woo) op 1 mei 2022 in werking is getreden, waardoor de Wob werd ingetrokken, en dat besluiten op vóór deze datum ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de Woo moeten worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 22/3415, 22/3473 en 22/3474

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2022 in de zaken tussen

[naam eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.J.C. Post),
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over de beroepen die eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvragen van 23 maart 2022 als bedoeld in artikel 6 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Eiseres heeft de aanvragen ingediend op 23 maart 2022. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvragen. Dat staat in artikel artikel 6 van de Wob. Verweerder heeft eiseres bij brief van 8 april 2022 verzocht om op grond van artikel 3, vierde lid, van de Wob de verzoeken nader te preciseren. Eiseres heeft verweerder op 11 april 2022 bericht de verzoeken mondeling te willen preciseren, waarna verweerder op 13 april 2022 heeft aangegeven op zeer korte termijn met data voorstellen te komen. Omdat het hierna stil bleef, heeft eiseres verweerder op 31 mei 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan. Uiteindelijk heeft op 7 juni 2022 een overleg tussen partijen plaatsgevonden, waarin de verzoeken zijn gepreciseerd. Partijen zijn het erover eens dat de beslistermijnen voor de Wob-verzoeken waren verstreken voordat eiseres op 7 juli 2022 beroep heeft ingesteld bij de rechtbank.
De beroepen zijn kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 28 juli 2022 uitgelegd uiterlijk 16 september 2022 een besluit te kunnen nemen en verzoekt de rechtbank hiermee rekening te houden. Gelet op de inmiddels verstreken tijd, hanteert de rechtbank de termijn van twee weken na het verzenden van deze uitspraak voor het nemen van de besluiten.
Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (hierna: Woo; Staatsblad 2021, 499), zoals gewijzigd bij de Wijzigingswet Woo (Staatsblad 2021, 500) in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl).
Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
Omdat de beroepen gegrond zijn, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Daarbij merkt de rechtbank de zaken voor de vaststelling van de proceskostenvergoeding aan als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Bpb en merkt
het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. De bijstand door een gemachtigde levert 1,0 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 8 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.