ECLI:NL:RBZWB:2022:5268

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2705
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag vergunning particuliere beveiligingsorganisatie

In deze zaak heeft eiseres, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], beroep ingesteld tegen de minister voor Rechtsbescherming. De aanleiding voor het beroep was het niet tijdig beslissen door de minister op de aanvraag van eiseres van 22 oktober 2021 voor een verlenging van een vergunning voor het in stand houden van een particuliere beveiligingsorganisatie en toestemming voor leidinggevenden, zoals vereist onder de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr). De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor de aanvraag was verstreken voordat eiseres op 24 mei 2022 beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft overwogen dat eiseres rechtsgeldig beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, conform artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op 31 mei 2022 heeft de minister alsnog op de aanvraag beslist, waardoor het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen niet meer gericht is tegen deze beslissing. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiseres geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een besluit door de minister, en heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft echter bepaald dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 365,- dient te vergoeden, en heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 379,50. De rechtbank heeft het gewicht van de zaak als licht aangemerkt, in lijn met de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is gedaan op 8 september 2022 door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2705

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.S.E. Hinrichs),
en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 22 oktober 2021 om een verlenging van een vergunning voor het in stand houden van een particuliere beveiligingsorganisatie en om het verkrijgen van toestemming voor leidinggevenden ingevolge artikel 4 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr).

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Partijen zijn het er over eens dat de beslistermijn voor de aanvraag was verstreken voordat eiseres op 24 mei 2022 beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Dit brengt mee dat eiseres rechtsgeldig beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
De rechtbank stelt vast dat verweerder op 31 mei 2022 alsnog heeft beslist op de aanvraag. Nu er met deze beslissing geheel aan de aanvraag van eiseres tegemoet is gekomen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen met toepassing van artikel 6:20, derde lid, van de Awb niet mede geacht te zijn gericht tegen dit besluit.
Niet gebleken is dat eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Omdat eiseres terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar verzoek bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht dient te vergoeden.
Daarnaast zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 8 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.