ECLI:NL:RBZWB:2022:5274

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2407
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht en ontbreken van gronden en uittreksel handelsregister

Op 8 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen [naam eiseres] B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 25 maart 2022, waarin de aanvraag voor een IVA-uitkering voor een (ex)werknemer van eiseres werd geweigerd. De rechtbank heeft het beroep echter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat eiseres het griffierecht van € 365,- niet tijdig heeft betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier. Daarnaast ontbrak een uittreksel uit het handelsregister en de gronden van het beroep, wat ook in strijd is met de vereisten van de Awb. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om deze documenten binnen een bepaalde termijn aan te leveren, maar dit is niet gebeurd.

Aangezien er geen geldige redenen zijn gegeven voor het verzuim, heeft de rechtbank geen inhoudelijke behandeling van het beroep kunnen doen. De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2407

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. Arts-van den Broek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Als derde-partij neemt aan het geding deel [naam derde-partij] te [woonplaats] .

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 25 maart 2022 (het bestreden besluit) inzake de weigering van verweerder om een IVA-uitkering toe te kennen aan de (ex)werknemer van eiseres, [naam derde-partij] .

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 365,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
De griffier heeft eerst bij gewone brief en vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 10 juni 2022 eiseres in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van zowel de eerste brief als de tweede (aangetekende) brief.
Eiseres heeft het griffierecht niet (op tijd) betaald.
Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Verder overweegt de rechtbank het volgende.
Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij of zij namens die ander beroep mag instellen. Ingeval van een rechtspersoon moet daarnaast ook een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel worden toegestuurd waaruit blijkt welke bestuurder bevoegd is om iemand namens de rechtspersoon te machtigen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb
.
De indiener van het beroep, mr. J.J. Arts-van den Broek, heeft bij het beroepschrift wel een machtiging gevoegd, maar niet een uittreksel uit het handelsregister.
Verder ontbreken ook de gronden van het beroep. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit.
De griffier heeft eerst bij gewone brief en vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 24 juni 2022 gevraagd om alsnog de gronden van het beroep en een uittreksel uit het handelsregister in te sturen binnen vier weken na dagtekening van zowel de eerste brief als de tweede (aangetekende) brief. Daarbij is erop gewezen dat bij niet of niet tijdig herstellen van de verzuimen het beroep op grond van artikel 6.6 van de Awb niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Er zijn binnen de gestelde termijnen geen gronden en geen uittreksel uit het handelsregister ingediend.
Ook hier geldt dat daar geen geldige reden voor is gegeven.
Het beroep is om hiervoor vermelde redenen kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het beroep.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van C.A.F. Kalb, griffier, op 8 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.