ECLI:NL:RBZWB:2022:5275

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
C/02/399997 KG ZA 22-366
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontzegging van contact tussen ouder en minderjarige na bedreigingen

In deze zaak vordert de vrouw bij de voorzieningenrechter dat de man, de vader van hun minderjarige kind, tijdelijk wordt ontzegd het recht op contact met het kind. De vrouw stelt dat de man zich tijdens contactmomenten agressief heeft gedragen, waaronder bedreigingen aan het adres van de vrouw en haar nieuwe partner. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 2 september 2022, waarbij de man niet aanwezig was. De vrouw heeft verklaard dat de man drugs gebruikte tijdens de contactmomenten en dat de situatie is geëscaleerd, wat heeft geleid tot angst bij de vrouw en de minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de contactregeling te schorsen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de vordering van de vrouw en heeft besloten dat het contact tussen de man en de minderjarige voorlopig moet worden ontzegd. De man heeft geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van de vrouw. De voorzieningenrechter heeft de ontzegging van het contact met de minderjarige toegewezen, met een dwangsom voor de man bij overtreding van deze ontzegging. De vrouw kan de man op vrijwillige basis informeren over de minderjarige, maar de vordering tot een verplichte informatieregeling is afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
[woonplaats 2]
zaaknummer: C/02/399997 KG ZA 22-366
Vonnis in kort geding van 2 september 2022
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres,
advocaat: mr. K. van Doorn te Gilze,
tijdens de mondelinge behandeling waargenomen
door kantoorgenoot mr. R.G.J. van Kerkhof,
tegen
[naam 2],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres te [woonplaats 2],
gedaagde.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de mondelinge behandeling op 2 september 2022.
1.2
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eisten.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Daarnaast is verschenen mevrouw Kamp namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren. De man is tijdens de mondelinge behandeling niet verschenen.
1.4
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is de hierna te noemen minderjarige gehoord.
1.5
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben met elkaar een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
- [naam 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008.
2.2
De man heeft de minderjarige erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.3
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 september 2021 is, voor zover thans van belang, bepaald dat de man en de minderjarige in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar een keer in de veertien dagen van zaterdagochtend 12:00 uur tot zondagmiddag 17:00 uur, waarbij de minderjarige op zaterdag door de man wordt opgehaald bij de vrouw en de vrouw op zondag 17:00 uur de minderjarige ophaalt bij de man.
2.4
De minderjarige verblijft bij de vrouw te [woonplaats 1].

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen, samengevat:
I. dat de man de contacten met de minderjarige voorlopig wordt ontzegd voor een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 500,= voor iedere keer dat hij nalatig is om aan het deze zaak te wijzen vonnis te voldoen, tot een maximum van € 50.000,=, dan wel een bedrag door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen;
II. een voorlopige informatieregeling te bepalen waarbij de vrouw de man eens per twee maanden informeert over de minderjarige;
III. andere beslissingen te nemen die de voorzieningenrechter in het belang van de minderjarige geraden acht.
3.2
Namens de vrouw is daartoe in de stukken, kort samengevat, het navolgende aangevoerd.
Partijen hebben slechts een zeer beperkte periode vruchtbaar uitvoering kunnen geven aan de door de rechtbank in de beschikking van 28 september 2021 vastgestelde contactregeling tussen de man en de minderjarige. De contacten tussen de man en de minderjarige zijn de afgelopen periode allesbehalve goed verlopen. De man gebruikte drugs tijdens de contactmomenten. Als de vrouw de man op zijn gedrag aansprak, volgde er bedreigingen. Deze bedreigingen zijn in de afgelopen periode in rap tempo heftiger geworden. Met name nadat de man erachter was gekomen dat de vrouw een nieuwe partner had. In het weekend van 18 juni 2022 is de situatie geëscaleerd. Bij het vallen van de avond is de man de nieuwe partner van de vrouw gaan bedreigen. Daarna is de man naar de woning van de vrouw gereden en heeft hij de vrouw gedurende de nacht en de daaropvolgende dag gestalkt en bedreigd. De vrouw heeft ervoor gezorgd dat de minderjarige dat weekend bij de man werd opgehaald. Op 24 juni 2022 heeft de man de vrouw en de minderjarige opgezocht. De man heeft geprobeerd de deur van de woning van de vrouw in te trappen. Hij heeft de vrouw en haar partner in het bijzijn van de minderjarige met de dood bedreigd. De man is daarna ook de minderjarige gaan bedreigen. Hij heeft onder andere gedreigd om naar de school van de minderjarige te gaan om daar huis te houden. De vrouw en de minderjarige zijn door dit alles bang geworden van de man. De minderjarige durft niet meer naar school te fietsen en moet worden gebracht en gehaald. Ook heeft het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) hulp moeten inschakelen voor de minderjarige. Hierdoor is de politie en Veilig Thuis bij de situatie betrokken geraakt. Veilig Thuis heeft de vrouw aanbevolen om de rechtbank te verzoeken om de huidige contactregeling te schorsen. Pas wanneer de man kan zorgen voor directe veiligheid, kan volgens Veilig Thuis gewerkt worden aan contactherstel. Dit zal dan moet gebeuren in de vorm van begeleide contacten waarbij het tempo van de minderjarige leidend moet zijn. Op advies van Veilig Thuis heeft de vrouw ook aangifte gedaan van de door de man jegens haar en de minderjarige gepleegde strafbare feiten, waaronder de bedreigingen. De man is vervolgens aangehouden door de politie, in verzekering gesteld en in bewaring genomen. De bewaring is onder voorwaarden geschorst. Als voorwaarden zijn onder meer een contactverbod met de vrouw en een locatieverbod in de nabijheid van de woning van de vrouw opgelegd.
In aanvulling hierop is tijdens de mondelinge behandeling nog door en namens de vrouw het volgende aangevoerd. De vrouw gunt de minderjarige het contact met de man. Dit contact moet dan wel veilig zijn. De minderjarige wil op dit moment geen contact met de man, hoewel zij hem op momenten erg mist. Aan het aan de man opgelegde contact- en locatieverbod is geen termijn verbonden. De duur hiervan is overgelaten aan Reclassering Nederland, door wie de man momenteel wordt begeleid. De vrouw acht het van belang dat de man op de hoogte blijft van de gang van zaken omtrent de minderjarige, zolang hij geen contact met haar heeft. Daarom heeft zij tevens vastlegging van een voor haar geldende voorlopige informatieregeling gevorderd. Namens de vrouw is nog geen bodemprocedure aanhangig gemaakt. Dit zal alsnog worden gedaan. Wellicht dat hierin dan ook een verzoek zal worden gedaan ten aanzien van het gezag.
3.3
De man heeft geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van de vrouw.
3.4
Op de stellingen van de vrouw wordt hierna, voor zover van belang, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Nadat de voorzieningenrechter tijdens de mondelinge behandeling heeft vastgesteld dat ten aanzien van de dagvaarding de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, is tijdens de mondelinge behandeling tegen de man verstek verleend.
4.2
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door en namens de vrouw tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vorderingen voldoende vast.
4.3
De minderjarige heeft, voorafgaande aan de mondelinge behandeling, tegenover de voorzieningenrechter verklaard dat zij sinds 18 juni 2022 geen contact meer heeft met de man. De minderjarige is het eens met de vorderingen van de vrouw. De man heeft de vrouw en haar nieuwe partner meermalen bedreigd. Het is juist dat de man ook haar heeft bedreigd. Daarbij heeft hij onder meer gezegd dat hij naar haar school zou gaan om spullen kort en klein te slaan. Zij en de vrouw zijn nu bang voor de man. Zij wil graag dat de man met hulpverlening aan zichzelf gaat werken. Als het daarna weer beter met hem gaat, dan wil de minderjarige hem graag weer zien.
4.4
Mevrouw Kamp heeft tijdens de mondelinge behandeling namens de Raad, kort samengevat, naar voren gebracht dat het CJG een beschikking heeft afgegeven voor hulpverlening door [naam instelling 1]. Partijen zullen daar een traject volgen en de minderjarige zal ambulante begeleiding krijgen. Bij [naam instelling 1] zijn inmiddels de intakegesprekken gepland. De man heeft tegenover het CJG aangegeven dat hij aan dit traject wil meewerken. Ook staat hij ervoor open om aan zijn persoonlijke problematiek te werken. Hij zal dit doen bij [naam instelling 2]. De Raad adviseert om de ontzegging van de contacten tussen de man en de minderjarige niet te lang te laten duren, zodat [naam instelling 1] het contact weer kan opstarten zodra dit mogelijk is.
4.5
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
Op basis van de stukken, waaronder de door de vrouw tegen de man gedane aangifte, en de mondelinge behandeling is het de voorzieningenrechter aannemelijk geworden dat de man in juni 2022 meermalen forse bedreigingen heeft geuit richting de vrouw, haar nieuwe partner en de minderjarige. Naar aanleiding hiervan heeft Veilig Thuis de vrouw geadviseerd om de rechtbank te verzoeken om de contactregeling tussen de man en de minderjarige te schorsen. Ook heeft Veilig Thuis de vrouw geadviseerd om van de strafbare feiten waarvan de man wordt verdacht aangifte te doen. De vrouw heeft dit vervolgens gedaan, waarna de man is aangehouden door de politie, in verzekering en in bewaring is gesteld. Aan de man zijn vervolgens als voorwaarden van de schorsing van de inbewaringstelling door de rechter-commissaris onder meer een contactverbod met de vrouw en een locatieverbod opgelegd. Aannemelijk is dat de agressie van de man is gericht tegen de vrouw, haar nieuwe partner en de minderjarige.
Gelet op het voorgaande kan op dit moment een veilig contact tussen de man en de minderjarige niet worden gegarandeerd. Naleving van de contactregeling wordt dan ook niet in het belang van de minderjarige geacht. Zij en ook de vrouw zijn bang voor de man. Gezien de incidenten waar de man bij betrokken is geweest zal hij eerst, met hulpverlening, zijn emoties/agressie onder controle moeten krijgen, alvorens weer van contact tussen hem en de minderjarige sprake kan zijn. De minderjarige zelf heeft ook aangegeven dat zij pas contact met de man wil als hij zijn agressie onder controle heeft. De voorzieningenrechter zal daarom de onder 3.1, sub I. genoemde vordering van de vrouw (deels) toewijzen en bepalen dat de man het recht op contact met de minderjarige wordt ontzegd, zolang, mede gezien het advies van de Raad, in een door de vrouw binnen vier weken na heden aanhangig te maken bodemprocedure niet anders is beslist.
De voorzieningenrechter ziet in de ernst van de situatie en het recidiverende gedrag van de man aanleiding om aan de ontzegging een dwangsom te verbinden van € 100,= voor iedere keer dat hij nalatig is om aan de ontzegging te voldoen, met bepaling dat aan dwangsommen maximum € 7.500,= kan worden verbeurd.
De voorzieningenrechter vindt het een goed idee dat partijen een traject zullen volgen bij [naam instelling 1] en dat de minderjarige, zo nodig, daar ambulante begeleiding zal krijgen. Ook vindt de voorzieningenrechter het een goed idee dat de man met zijn persoonlijke problematiek aan de slag gaat bij [naam instelling 2]. Mocht tijdens het traject bij [naam instelling 1] (begeleid) contactherstel tussen de man en de minderjarige in het belang van de minderjarige worden geacht, dan hoeft hieraan de ontzegging van het contact niet in de weg te staan.
4.6
De vordering van de vrouw genoemd onder 3.1 sub II. zal worden afgewezen. De voorzieningenprocedure is immers niet de aangewezen weg om een eisende partij zelf te belasten met een verplichting. Volledigheidshalve wordt nog overwogen dat de vrouw altijd de mogelijkheid heeft om op vrijwillige basis de man van informatie te voorzien op de wijze en frequentie die zij wenst. Daarnaast heeft de man als ouder met gezag de mogelijkheid om zelf informatie over de minderjarige bij derden, zoals school, op te vragen.
4.7
De toewijzende beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.8
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij haar eigen kosten, voor zover daarvan sprake is, draagt.
4.9
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
ontzegt de man met ingang van heden het recht op contact met de minderjarige, zolang in een door de vrouw binnen vier weken na heden aanhangig te maken bodemprocedure niet anders is beslist, met inachtneming van wat in rechtsoverweging 4.5 is overwogen;
5.2
bepaalt dat de man een dwangsom van € 100, = (honderd euro) per keer zal verbeuren indien hij in gebreke mocht blijven aan deze ontzegging te voldoen, met bepaling dat aan dwangsommen maximaal € 7.500,= (zevenduizend en vijfhonderd euro) kan worden verbeurd;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
compenseert de proceskosten tussen partijen, dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
5.5
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2022 door mr. Toekoen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
De schriftelijke uitwerking van dit vonnis is vastgesteld op 8 september 2022.
WV