4.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt verweten - al dan niet samen en in vereniging met een ander - geldbedragen van € 112.220,= (zijnde het totaal van contante stortingen op rekening(en) van verdachtes partner [naam] ) en van € 5000,= (zijnde een contante storting van 3 september 2018 op de rekening van verdachte van gelden afkomstig van [naam] ) en een Volkswagen Tiguan (kenteken [kenteken 1] ) te hebben witgewassen en van dat witwassen een gewoonte te hebben gemaakt.
Genoemde geldbedragen en auto zouden - onmiddellijk of middellijk - afkomstig zijn uit enig misdrijf en verdachte zou dat geweten hebben, aldus de tenlastelegging.
De Volkswagen Tiguan (kenteken [kenteken 1] )
Verdachte wordt verweten van de Tiguan verhuld te hebben wie rechthebbende op dat voorwerp was en/of dat voorwerp voorhanden te hebben gehad, terwijl zij (en/of haar mededader) wist(en) dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte heeft over deze auto verklaard dat zij wist dat die auto gekocht ging worden en dat zij aan die auto heeft meebetaald (door € 8.000,= per bank over te maken) omdat zij er ook gebruik van mocht maken. Volgens verdachte zou die auto op naam van haar vriend [naam] komen. Die € 8.000,= waren afkomstig van de uitbetaling door de notaris van de overwaarde van haar verkochte woning. Zij wist verder niet dat er nog € 9.000,= contant was betaald voor deze auto. Zij was ook verder niet betrokken bij de aankoop van die auto en was ook niet aanwezig bij de aankoop bij de autodealer. Ook wist zij niet dat die auto een paar dagen later op naam van de moeder van [naam] is komen te staan.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte plausibel. Het strafdossier geeft geen aanleiding om aan die verklaring te twijfelen. Dit impliceert dat de door haar betaalde
€ 8.000,= een legale herkomst had en dat niet gebleken is dat zij enige wetenschap had van de restbetaling, bestaande uit een contante betaling van € 9.000,= door de vader van [naam] . Daardoor kan niet bewezen worden dat verdachte wist (of moest weten) dat de auto deels met geld dat uit misdrijf afkomstig was is aangeschaft.
Evenmin is uit het dossier op te maken dat zij wist dat die auto een paar dagen later op naam van de moeder van [naam] is komen te staan. Voor zover het op een andere naam zetten als een verhullingshandeling zou kunnen worden beschouwd in het licht van het aanschaffen van die auto met deels door misdrijf verkregen geld, kan niet bewezen worden verdachte daar wetenschap van had. Dat haar vriend [naam] die wetenschap wellicht wel had, doet hier niet aan af.
De conclusie van de rechtbank is dan ook dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte de Tiguan heeft witgewassen op de wijze zoals is ten laste gelegd.
Het geldbedrag van € 5.000,=
Verdachte wordt verweten bovengenoemd geldbedrag van € 5.000,= te hebben verworven, voorhanden te hebben gehad, te hebben overgedragen en/of omgezet en/of van bovenomschreven geldbedragen gebruik te hebben gemaakt, terwijl zij (en/of haar mededader) wist(en), dat dat/die geldbedrag(en) geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Uit het dossier valt op te maken dat verdachte op 3 september 2018 een bedrag van
€ 5.000.= heeft gestort op haar [banknaam] bankrekening en datzelfde bedrag op dezelfde dag weer heeft overgemaakt naar de [banknaam] bankrekening van haar vriend [naam] .
Verdachte heeft hierover op 12 augustus 2020 schriftelijk verklaard naar aanleiding van een eerdere brief van de [banknaam] dat zij eind april 2018 [naam] had leren kennen en dat [naam] haar op een gegeven moment vroeg of zij € 5.000,=, bestaande uit 10 bankbiljetten van € 500,=, op haar rekening wilde storten en dat hij, toen zij dat gedaan had, had gevraagd of zij dat direct naar zijn rekening wilde overmaken. Dat heeft zij toen gedaan zonder het idee te hebben dat daar iets mis mee was.
Op 22 december 2020 heeft verdachte tegenover de politie verklaard dat [naam] daar een goede uitleg voor had toen hij dat aan haar vroeg.
Uit het dossier valt daarnaast ook op te maken dat [naam] op 31 augustus 2018, dus 3 dagen vóór de storting van genoemde 10 bankbiljetten van € 500,=, een bedrag van ruim
€ 21.000 ,= had gewonnen bij [casino] en dat hij toen bij de uitbetaling in elk geval 10 bankbiljetten van € 500,= had ontvangen (pagina 251). Op 2 september 2018 cashte verdachte bij [casino] een bedrag van € 21.446,= en kreeg hij aan de kassa bij zijn uitbetaling 30 bankbiljetten van € 500,= (pagina 258).
Verdachte heeft op zitting nog aan haar eerdere verklaring toegevoegd dat zij ten tijde van die storting van de 10 bankbiljetten wist dat verdachte gokte in casino’s en dat het casino in die tijd nog uitbetaalde in biljetten van € 500,=. Door het Casino is verklaard dat zij tot in 2019 betaalden met coupures van € 500,--
Dat het geldbedrag dat verdachte op 3 september 2018 heeft gestort afkomstig kan zijn van de casinowinst van [naam] van enkele dagen eerder, en dan dus niet onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is, acht de rechtbank niet onaannemelijk.
Daarnaast valt niet vast te stellen of het geld dat verdachte stortte dan middellijk uit enig misdrijf afkomstig was, namelijk door de inleg van geld dat uit misdrijf afkomstig was, maar zelfs als dat zo zou zijn, blijkt niet uit het dossier dat verdachte daar ten tijde van de storting in 2018 wetenschap van moet hebben gehad. Die mogelijke wetenschap bij verdachte over geld dat uit misdrijf afkomstig was, kan namelijk pas worden vastgesteld ten tijde van de telefoongesprekken die verdachte eind mei en juni van 2020 met [naam] had, met name in de gesprekken van 23 juni 2020 waarin over drugsgeld van de vader van [naam] wordt gesproken.
De rechtbank zal verdachte dan ook van het witwassen van het geldbedrag van € 5.000,= vrijspreken.
Het geldbedrag van Є 112.220,=
Verdachte wordt tot slot verweten geldbedragen van in totaal € 112.220,= te hebben verworven, voorhanden te hebben gehad, te hebben overgedragen en/of omgezet en/of van bovenomschreven geldbedragen gebruik te hebben gemaakt, terwijl zij (en/of haar mededader) wist(en), dat dat/die geldbedrag(en) geheel — onmiddellijk of middellijk — afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
De rechtbank stelt voorop dat het genoemde geldbedrag van € 112.220,= het totaal van contante stortingen op rekening(en) van verdachtes partner [naam] betreft. Die stortingen begonnen volgens het dossier op 27 januari 2018. Ervan uitgaande dat verdachte [naam] pas eind april 2018 heeft leren kennen, zouden bedragen die zijn gestort vóór eind april 2018 (volgens de rechtbank betreft dat een totaalbedrag van € 9.650,=) niet betrokken mogen worden bij een eventueel witgewassen bedrag, omdat verdachte [naam] toen nog niet kende en dus sowieso geen wetenschap kan hebben gehad van de stortingen die worden gedaan op de rekeningen van [naam] .
Nu niet bewezen kan worden dat een bedrag van in totaal € 112.220,= is witgewassen, dient de rechtbank te beoordelen of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om bewezen te verklaren dat “een of meer geldbedragen”, zoals in de tenlastelegging is opgenomen, zijn witgewassen.
Zoals hiervoor al is overwogen, heeft voor de overige stortingen (van na eind april 2018) te gelden dat de mogelijke wetenschap bij verdachte over geld dat uit misdrijf afkomstig was, pas kan worden vastgesteld ten tijde van de telefoongesprekken die verdachte eind mei en juni van 2020 met [naam] had, met name in de gesprekken van 23 juni 2020 waarin over drugsgeld van de vader van [naam] wordt gesproken. Wanneer die mogelijke wetenschap dan is ontstaan, wordt uit het dossier niet duidelijk.
Verdachte heeft over haar bankrekening verklaard dat [naam] vaak zijn salaris en vakantiegeld daarop stortte, zodat zij daarmee zijn huur kon betalen en voor hem kon sparen. Als zij ruzie met hem had, stortte zij vaak bedragen terug op de rekening van [naam] . Dit heeft zij al verklaard in augustus 2020 in een brief aan de [banknaam] .
Die verklaring van verdachte is concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Het Openbaar Ministerie heeft die verklaring niet nader onderzocht. De rechtbank stelt vast dat het Openbaar Ministerie (c.q. de politie) er bewust voor heeft gekozen om de inkomsten van verdachte (vanuit haar werkzaamheden bij [casino] ) en ook de bankrekeningen van verdachte niet op te nemen in het dossier.
De rechtbank kan de juistheid van de verklaring van verdachte daarom niet controleren, nu het dossier – los van wat de eerdere raadsman heeft overgelegd met betrekking tot de stukken van de [banknaam] – door het ontbreken van de bankgegevens van verdachte, geen gegevens bevat over die bankrekening. Daardoor kan de rechtbank ook niet vaststellen of verdachte wetenschap heeft gehad van de bedragen die op de rekening van [naam] werden gestort, en zo ja, van welke bedragen die contant op de rekening van [naam] zijn gestort zij wist of had moeten weten dat die van misdrijf afkomstig waren. Dan kan ook niet vastgesteld worden welke geldbedragen (van die stortingen op de rekening van [naam] ) verdachte heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt, waarbij bij verdachte dan ook nog de wetenschap zou hebben moeten bestaan dat/die geldbedragen geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Onder die omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een of meer geldbedragen uit de stortingen van in totaal € 112.220,=, zoals ten laste is gelegd.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit zoals ten laste is gelegd heeft begaan en zal haar dan ook integraal van dit feit vrijspreken.