ECLI:NL:RBZWB:2022:5339

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
C/02/383582 / HA ZA 21-154
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onverschuldigde betalingen in het kader van een gefingeerde affectieve relatie

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad. De vrouw vorderde terugbetaling van bedragen die zij aan de man had betaald, op grond van onverschuldigde betaling, ongerechtvaardigde verrijking en onrechtmatige daad. De rechtbank oordeelde dat de vrouw in totaal € 47.072,32 onverschuldigd aan de man had betaald, waaronder girale en contante betalingen, een lening bij de Rabobank en kosten van een lening bij Swish Fund. De rechtbank concludeerde dat de man deze bedragen aan de vrouw moest terugbetalen, omdat er geen rechtsgrond was voor de betalingen. De rechtbank verwierp het verweer van de man dat de betalingen als schenkingen moesten worden beschouwd, en oordeelde dat de vrouw niet voldoende had aangetoond dat de man onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de juridische principes van onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking in het kader van affectieve relaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/383582 / HA ZA 21-154
Vonnis van 24 augustus 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. L.E. van Hevele te Oostburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.E. de Glopper te Middelburg.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “de vrouw” en “de man”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 juni 2021, alsmede de daarin vermelde stukken;
  • de akte van eiseres d.d. 20 september 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad vanaf medio november 2015, welke relatie omstreeks december 2020 definitief is geëindigd.
2.2.
Partijen hebben nooit samengewoond.
2.3.
De vrouw drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de naam [X] .
2.4.
Gedurende de relatie heeft de vrouw diverse bedragen overgemaakt vanaf de bankrekening van de eenmanszaak en vanaf haar privé bankrekening op de bankrekening van de man, in totaal een bedrag van € 15.895,00.
2.5.
Door de vrouw zijn, al dan niet op naam van de door haar gedreven eenmanszaak, de navolgende leningen afgesloten:
1. Een lening bij de
Rabobankd.d. 14 december 2018 met leningnummer 664.887.684,00 ter hoogte van € 10.000,00 bij de Rabobank, welke lening is uitbetaald op een rekeningnummer ten name van de man, zulks onder de vermelding van “ [eiseres] aflossen lening dd 3-8-2017”. De vrouw lost met ingang van 14 januari 2019 maandelijks een bedrag van € 199,43 af;
2. Een lening bij
Ferratum Sweden ABter hoogte van € 5.000,00, welke lening is uitbetaald op een rekeningnummer ten name van de eenmanszaak van de vrouw. De vrouw heeft de lening afgelost. Inclusief rente en kosten heeft zij een bedrag van € 7.066,91 voldaan;
3. Een lening bij
Swish Fundd.d. 23 november 2020 ter hoogte van € 10.000,00, welke lening is uitbetaald op 27 november 2020 op een rekeningnummer ten name van de eenmanszaak van de vrouw. De vrouw dient het bedrag van de lening terug te betalen, alsmede een bedrag van € 650,00 aan afsluitkosten en een bedrag van € 2.982,00 aan premie, in totaal derhalve een bedrag van € 13.632,00.
2.6.
De vrouw heeft op 18 juli 2020 een auto van het merk BWM, type 320d Sedan met kenteken [A] op haar naam gesteld gekregen, hierna te noemen: de auto. De aankoopwaarde van de auto bedroeg € 43.880,00. De aankoop van de auto is enerzijds gefinancierd door de inruil van een Volkswagen, type Golf, met kenteken [B 1] , tegen een inruilwaarde van € 11.500,00, welke auto in eigendom aan de man toebehoorde en anderzijds door het afsluiten van een financial lease voor het restantbedrag van € 32.380,00 via BMW Financial Services B.V., welk leasecontract op naam stond van de door de vrouw gedreven eenmanszaak. De te betalen maandtermijnen bedroegen € 495,01, welke steeds door de vrouw zijn voldaan. De vrouw heeft tevens een maandelijks bedrag aan verzekering bij Allianz betaald van € 195,15 per maand, alsmede een bedrag van € 130,00 per maand aan wegenbelasting. De auto is eind 2020 door de vrouw ingeleverd bij de leasemaatschappij tegen het op dat moment openstaande saldo. De vrouw heeft in de periode tussen de aanschaf van de auto en de inlevering van de auto de volgende bedragen voldaan:
- aan leasetermijnen € 2.745,05
- aan verzekering Allianz € 1.592,32
- aan wegenbelasting € 650,00
- aan verkeersboetes € 1.523,00
- aan belastingboete ter zake een leenauto € 410,16
- aan onderhoud
€ 2.041,20
- Totaal: € 8.691,73
2.7.
De vrouw heeft in de periode april 2018 tot en met juni 2019 een totaalbedrag van € 1.717,49 betaald aan meubels en huisraad ten behoeve van de op naam van de man staande woning aan de [adres] te [woonplaats gedaagde] .
2.8.
Voorts heeft de vrouw voldaan een bedrag van € 89,95 voor een op 4 juli 2020 aangeschafte GPS-tracker via een op haar naam staande bol.com-account, alsmede een bedrag van € 103,25 op 22 juli 2020 ter zake de kosten van het Turkse consulaat, inclusief vertaalkosten, voor het verkrijgen van een toestemmingsformulier voor de man om voormelde auto mee te nemen op een vakantie in Turkije.
2.9.
De vrouw heeft, na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank conservatoir beslag laten leggen als volgt:
- onder de ABN AMRO Bank N.V. op alle vorderingen die de man jegens de bank heeft of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen, alsmede op de aan de man toebehorende roerende zaken die zich onder de bank bevinden;
- op de navolgende aan de man in eigendom toebehorende (aandelen in de) onroerende zaken:
- de woning staande en gelegen te [postcode] [woonplaats gedaagde] , gemeente [B 2] , aan het adres [adres] , kadastraal bekend gemeente [woonplaats gedaagde] , sectie C, nummer 3806;
- het 1/2 aandeel in de woning staande en gelegen te [postcode 1] [woonplaats gedaagde] , aan het adres [adres 1] , kadastraal bekend gemeente [woonplaats gedaagde] , sectie C, nummer 4359,
een en ander tot zekerheid strekkende van de vordering van de vrouw op de man, voorlopige begroot op € 87.107,40 inclusief rente en kosten.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert bij dagvaarding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
gedaagde te veroordelen tot betaling van een bedrag door eiseres aan gedaagde onverschuldigd betaald groot € 85.697,47 te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf heden tot aan de dag der algehele voldoening.
subsidiair:
gedaagde te veroordelen tot betaling van een bedrag groot € 93.394,39 aan schade als gevolg van de door gedaagde ten laste van eiseres ongerechtvaardigde verrijking te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot de dag der algehele voldoening;
meer subsidiair:
gedaagde te veroordelen tot betaling van een bedrag groot € 93.394,39 aan door eiseres ten gevolge van het door gedaagde ten opzichte van eiseres onrechtmatig handelen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De man voert verweer tegen de vorderingen van de vrouw strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van eiseres in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van de vorderingen van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De vrouw vordert terugbetaling door de man van een geldbedrag, zulks in verband met de kosten die de vrouw gedurende de relatie van partijen ten gunste van de man heeft gemaakt. In het navolgende zal eerst de hoofdgrondslagen waarop de vrouw haar vordering baseert worden besproken, waarna iedere door de vrouw genoemde kostenpost, alsmede het door de man gevoerde verweer zal worden besproken.
4.2.
De vrouw heeft haar vordering gebaseerd op een drietal juridische grondslagen, te weten de onverschuldigde betaling ex 6:203 BW, de ongerechtvaardigde verrijking ex 6:212 BW, alsmede de onrechtmatige daad ex 6:162 BW.
onrechtmatige daad
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen om een beroep op een onrechtmatige daad te laten slagen. De rechtbank licht dit toe als volgt.
4.4.
Uit de stellingen van partijen is vast komen te staan dat de man gedurende de relatie met de vrouw nog een affectieve relatie onderhield met een andere vrouw. Dat heeft geleid tot een eerste breuk tussen partijen eind 2019. Partijen hebben daarna toch besloten hun affectieve relatie voort te zetten; eind 2020 is deze definitief tot een einde gekomen. De vrouw geeft als reden voor het eindigen van de relatie aan dat de man zich had verloofd met een nog weer een andere vrouw en dat zij vervolgens van andere mensen heeft vernomen dat de man enkel bij haar was vanwege het geld. De man heeft hiermee naar de mening van de vrouw gehandeld in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer is voorgeschreven, zodat eventuele daaruit voortvloeiende schade door de man aan de vrouw dient te worden vergoed. De man betwist dat hij de affectieve relatie heeft geveinsd en stelt dat hij, ondanks dat er een keer sprake is geweest van een andere vrouw, oprecht was in de affectieve relatie met de vrouw. Eind 2020 zag de man geen heil meer in de relatie en is deze definitief beëindigd. De man is toen iemand anders tegen gekomen. Onder deze omstandigheden is volgens de man geen sprake van strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer is voorgeschreven.
4.5.
De rechtbank overweegt dat indien binnen een affectieve relatie een van de partijen tevens een affectieve relatie heeft met een ander – hoe naar en kwetsend dat voor de andere partij ook kan zijn – dat in beginsel geen onrechtmatig handelen van de die partner jegens de andere partner oplevert. Dat de man tegen andere mensen mogelijk gezegd heeft bij de vrouw te zijn vanwege het geld maakt dat niet anders. Het gewicht dat aan deze uitlatingen toegekend moet worden is mede afhankelijk van de omstandigheden waarin de man die uitlatingen heeft gedaan. De vrouw heeft daartoe stukken overgelegd, waaruit volgt dat de man deze uitlatingen heeft gericht aan degene met wie hij, naast de vrouw, een andere affectieve relatie onderhield. Tegen die achtergrond is het niet ondenkbaar dat de man met die uitlatingen zijn eigen gedrag probeerde goed te praten tegenover deze vrouw. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat sprake was van een gefingeerde relatie, met als enkel doel de vrouw geld aan de man te laten afdragen.
4.6.
Dit brengt met zich mee dat niet is komen vast te staan dat de man onrechtmatig heeft gehandeld jegens de vrouw. Voor zover de vrouw haar vordering baseert op grond van een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW, dient daar dan ook aan voorbij te worden gegaan.
onverschuldigde betaling/ongerechtvaardigde verrijking
4.7.
De rechtbank zal hierna bij de bespreking van het door de vrouw gevorderde enkel beoordelen of en in hoeverre haar vorderingen op grond van onverschuldigde betaling, dan wel op grond van ongerechtvaardigde verrijking kunnen slagen.
Betalingen aan de man;
4.8.
De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de man de door haar aan hem betaalde bedragen gedurende de relatie terug dient te betalen als zijnde onverschuldigd betaald. De vrouw heeft diverse bedragen aan de man gegeven door middel van 1) girale overboekingen, 2) afgifte aan hem van contante opnamen van zowel haar privé als zakelijke bankrekening en 3) het afsluiten van leningen, van welke leningen die bij de Rabobank rechtstreeks aan de man is uitbetaald. De vrouw verwijst naar haar producties 3 tot en met 6. Hieruit volgt volgens de vrouw dat zij tussen 8 maart 2016 en 8 november 2021 in totaal een bedrag van € 2.030,00 naar de man heeft overgemaakt vanaf haar privérekening en tussen 15 augustus 2018 en 24 december 2020 in totaal een bedrag van € 13.865,00 naar de man heeft overgemaakt vanaf haar zakelijke rekening. Voorts volgt hieruit volgens de vrouw dat zij tussen 24 januari 2018 en 4 december 2020 in totaal een bedrag van € 49.200,00 aan contanten heeft opgenomen van haar privé en zakelijke rekening. De vrouw stelt die contante bedragen allemaal aan de man te hebben gegeven. De vrouw verwijst voorts naar productie 10 tot en met 12 voor het bestaan van de leningen.
4.9.
Volgens de vrouw heeft de man haar steeds bewogen om geld aan hem te geven, dan wel om geldleningen met dat doel af te sluiten, zeggende dat hij financiële problemen had in verband met een slechte drugsdeal, waardoor hij bepaalde mensen in dat circuit een flink bedrag schuldig was. De man had de vrouw vertelt dat deze personen hem iets aan zouden doen als hij niet zou betalen, en mogelijk ook de vrouw, omdat zij ook bekend waren met haar identiteit. Wilde de vrouw een toekomst met de man opbouwen dan dienden deze schulden zo snel mogelijk te worden afbetaald. De vrouw geloofde de man destijds. De grotere bedragen die zijn overgemaakt of gepind zien op de afbetalingen van deze door de man gestelde schulden. Of de bedragen daadwerkelijk aan derden zijn uitbetaald weet de vrouw niet, mogelijk is dit een manier geweest voor de man om de vrouw het geld te ontfutselen. De kleinere bedragen zien op zaken als benzinegeld. De uitjes van partijen betaalde vrouw altijd zelf. Hiervoor heeft zij ook nooit een bedrag aan de man gegeven. De vrouw heeft de man altijd gezegd dat zij het geld uiteindelijk terug wilde hebben. De man heeft toegezegd dat hij haar zou terugbetalen vanuit de verkoop van de aan hem in eigendom toebehorende woning aan de [adres] te [woonplaats gedaagde] . De vrouw verwijst naar het Whatsapp-bericht van 18 november 2020 om 15:26 uur, waarin de man dit ook toezegt. Ook als de relatie had voortgeduurd had zij haar geld terug gewild. De vrouw verwijst ter verdere onderbouwing van haar standpunt nog naar door haar overgelegde WhatsApp-gesprekken en transacties van de bankrekeningen van de vrouw. Hieruit volgt dat de man steeds bij de vrouw informeerde hoeveel ze verdiend had vanuit haar onderneming en wat er betaald kon worden. Ook volgt hieruit dat de man aandrong op het afsluiten van leningen om aan meer geld te komen. De vrouw pinde vervolgens op verzoek van de man grote bedragen vanaf haar privé en zakelijke bankrekening. Die bedragen waren afkomstig van hetgeen zij in haar onderneming verdiend had en wat zij vanuit de desbetreffende leningen had ontvangen. Zo blijkt onder meer uit het Whatsapp bericht van 24 december 2020 dat de man om € 2.000,00 vraagt en dat opname van dit bedrag vervolgens zichtbaar is in de banktransacties van de vrouw. De vrouw betwist dat deze bedragen te zien zijn als schenkingen aan de man in het kader van een natuurlijke verbintenis. Partijen woonden niet samen en hadden geen gemeenschappelijke huishouding. De uitleg die de man aan een natuurlijke verbintenis geeft is daarom te ruim; niet iedere betaling valt daaronder, aldus de vrouw. De vrouw betwist voorts dat zij uit hoofde van een lening van de man aan haar enig bedrag aan hem verschuldigd zou zijn. Het klopt dat partijen een overeenkomst hebben opgesteld waarin verklaard wordt dat de vrouw een bedrag van € 10.000,00 aan de man zou zijn verschuldigd. Echter dit stuk is enkel opgemaakt om ervoor te zorgen dat de Rabobank het bedrag rechtstreeks aan de man zou kunnen uitbetalen. De vrouw heeft in werkelijkheid nog nooit enig bedrag van de man ontvangen, dan wel geleend. Zij heeft enkel bedragen aan hem gegeven. Ook is volgens de vrouw onjuist de stelling van de man dat partijen hebben afgesproken dat de vrouw het bedrag aan inruilwaarde van de Volkswagen van de man bij de aanschaf van de BMW aan hem zou vergoeden en dat de door haar betaalde bedragen daarop zien. De man wilde zelf een nieuwe auto en de vrouw vond de BMW ook mooi. Uiteindelijk heeft alleen de man in de auto gereden. Omdat de vrouw de betalingen aan de man zonder enige rechtsgrond heeft gedaan, meent zij recht te hebben op de teruggave van alle bedragen die zij aan de man heeft overgemaakt.
4.10.
De man stelt zich op het standpunt dat hij geen bedrag verschuldigd is aan de vrouw en onderbouwt dit als volgt. De man erkent dat hij de girale bedragen heeft ontvangen, alsmede een bedrag via de Rabobank van € 10.000,00 ter zake de door de vrouw aldaar afgesloten lening. De man betwist dat hij bedragen in contanten van de vrouw heeft ontvangen, behoudens een keer een bedrag voor boodschappen, een uitje of iets dergelijks, maar dat is volgens de man normaal binnen een affectieve relatie. De man heeft de vrouw nooit om geld gevraagd en evenmin om die reden geïnformeerd naar hoeveel zij verdiende in haar onderneming. Als de man al informeerde naar de onderneming van de vrouw, dan was dat om interesse te tonen, omdat het een tijd slecht ging met haar onderneming. Partijen hebben een jarenlange relatie gehad en dan is het volgens de man normaal dat je bedragen overmaakt naar elkaar en elkaars geld deelt. Dat partijen niet samenwoonden doet daar niets aan af. De man had zelf een inkomen van circa € 1.600,00 netto per maand. De vrouw had een hoger inkomen. Indien hij wat tekort kwam aan het einde van de maand, dan kreeg hij dat van de vrouw. De grote bedragen die de vrouw overmaakte waren om samen op te maken en zijn ook besteed aan gezamenlijke uitjes. De vrouw heeft die bedragen vrijwillig overgemaakt. De man was niet betrokken bij drugspraktijken en is ook nooit in aanraking gekomen met justitie. Een deel van die bedragen ziet ook op de terugbetaling van de inruilwaarde van de Volkswagen Golf van de man. De man heeft ermee ingestemd om zijn Volkswagen Golf bij de aanschaf door de vrouw van een auto van het merk BMW in te ruilen, omdat dit meer opleverde dan een particuliere verkoop. Volgens de man hebben partijen toen mondeling afgesproken dat de vrouw hem het volledige bedrag van de inruilwaarde zou terug betalen. Er is nooit gesproken over de terugbetaling van de bedragen die de vrouw naar de man heeft overgemaakt. Deze zijn in het kader van een natuurlijke verbintenis door de vrouw aan de man betaald en de vrouw kan dit derhalve niet meer terugvorderen, aldus de man.
4.11.
De rechtbank overweegt als volgt. De vermogensrechtelijke verhouding tussen partijen die een affectieve relatie hebben en niet samenwonen – zoals partijen – wordt niet bepaald door de regels die in de titels 6 tot en met 8 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor echtgenoten en geregistreerd partners zijn opgenomen en lenen zich ook niet voor overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat aan de hand van het algemene verbintenissenrecht moet worden beoordeeld of er een vergoedingsrecht als door de vrouw in deze procedure gesteld, geldend kan worden gemaakt. De vrouw doet op dat verbintenissenrecht ook een beroep. In het navolgende zal worden bezien zal of aan de voorwaarden van onverschuldigde betaling ex artikel 6:203 BW of ongerechtvaardigde verrijking ex artikel 6:212 BW is voldaan, en in welke mate dat met zich brengt dat de vrouw recht heeft op teruggave of vergoeding van de gelden die zij heeft gegeven aan of heeft uitgegeven ten gunste van de man.
4.12.
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:203 lid 1 BW is degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderden. Bij onverschuldigde betaling van een geldsom heeft de betaler jegens de ontvanger krachtens het bepaalde in artikel 6:203 lid 2 BW een vordering tot teruggave van een gelijk bedrag. Artikel 6:212 lid 1 BW bepaalt dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover redelijk, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking.
4.13.
Ten aanzien van de betalingen door de vrouw aan de man zelf is de eerste vraag of er sprake was van een rechtsgrond voor deze betalingen. Immers, als er sprake was van een rechtsgrond dan kan een beroep op onverschuldigde betaling niet slagen, en zal ook het beroep op ongerechtvaardigde verrijking, zoals subsidiair gesteld, niet slagen, omdat voor beide grondslagen geldt dat terugbetaling van het geldbedrag niet kan worden ingeroepen indien de betaling op basis van een rechtsgrond geschiedt. Die rechtsgrond kan ook de natuurlijke verbintenis betreffen. In gevolge artikel 6:3 BW geschiedt een natuurlijke verbintenis immers niet onverplicht, zodat van een onverschuldigde betaling dan geen sprake is. Ook kan een betaling die tijdens een affectieve relatie wordt gedaan, indien vast staat dat die uit hoofde van een natuurlijke verbintenis plaatsvond, niet leiden tot een vergoedingsrecht op grond van ongerechtvaardigde verrijking nadat de relatie is verbroken, behoudens bijzondere omstandigheden. Voor zover er sprake van verrijking is, wordt deze immers gerechtvaardigd door hetgeen partijen in het kader van hun affectieve relatie over en weer voor elkaar plegen te doen.
4.14.
De vrouw heeft in het kader van de betalingen gesteld dat deze enkel zijn verricht vanwege de door de man gestelde drugsschulden aan zijn kant, maar dat dit slechts een manier was voor de man om de vrouw geldbedragen aan hem te laten betalen. De man ontkent dat sprake was van en/of tussen partijen gesproken is over drugsschulden; hij stelt dat de bedragen de man voor een deel zijn geschonken in het kader van een natuurlijke verbintenis, gelet op de affectieve relatie van partijen, en dat deze voor een ander deel zien op de terugbetaling van de inruilwaarde van de Volkswagen Golf van de man.
4.15.
De rechtbank gaat allereerst, mede gelet op de betwisting door de man, voorbij aan het standpunt van de vrouw dat de bedragen die zij heeft betaald aan de man zijn gedaan ter aflossing van schulden inzake eventuele drugspraktijken van de man. Dit volgt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende uit de door haar overgelegde stukken.
4.16.
De rechtbank gaat tevens voorbij aan het standpunt van de man dat een deel van de betalingen van de vrouw zien op de terugbetaling van de inruilwaarde van de Volkswagen Golf. De man heeft, gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw, onvoldoende onderbouwd dat sprake was van een lening ter zake en dat een deel van de overboekingen nadien op de aflossing daarvan zag. Er is geen sprake van een schriftelijke overeenkomst tussen de man en de vrouw waaruit die lening blijkt. Ook volgt niet uit de overschrijvingen nadien dat de bedragen zien op de afbetaling van enige lening. Voorts is van belang wie eigenaar is geworden was van de aangekochte auto. Dat de BMW op naam van (de eenmanszaak van) de vrouw staat is daarvoor niet doorslaggevend, nu de tenaamstelling van een auto geen volledige uitsluitsel kan geven ten aanzien van de vraag of deze enkel in eigendom is van degene op wiens naam de auto is gesteld, dan wel dat deze in werkelijkheid in eigendom toebehoort aan – in dit geval – beide partijen. Dit geldt temeer nu beide partijen financieel hebben bijgedragen aan de aankoop van de auto. Het had daarom op de weg van de man gelegen om nadere feiten en omstandigheden aan te dragen die zijn standpunt dat sprake was van een lening kunnen dragen. De man heeft dat niet gedaan, zodat aan dat standpunt voorbij moet worden gegaan.
4.17.
Vervolgens dient te worden bezien of de bedragen die de vrouw heeft betaald aan de man te kwalificeren zijn als voldoening aan een natuurlijke verbintenis. De rechtbank overweegt daartoe dat als vaste jurisprudentie heeft te gelden dat betalingen die partners gedurende hun samenwoning over en weer aan elkaar doen in beginsel het karakter hebben van natuurlijke verbintenissen in de zin van dringende morele verplichtingen hun partner financieel bij te staan. Hetgeen is betaald ter voldoening van een natuurlijke verbintenis kan niet als onverschuldigd worden teruggevorderd of verrekend, een en ander behoudens bijzondere omstandigheden. Bij partijen die een affectieve relatie hebben, maar niet samenwonen mag aangenomen worden dat de wederzijdse zorgplicht minder zwaar is omdat zij geen gemeenschappelijke huishouding hebben en de lotsverbondenheid minder nauw is dan bij partners die wel samenwonen. Dit geldt temeer indien de beide partners een eigen inkomen hebben en er geen financiële afhankelijkheid van een van de partners van de ander. Tegen die achtergrond kan niet zonder meer gezegd worden dat iedere (niet uitdrukkelijk aan een concrete uitgave gekoppelde) betaling, ongeacht de hoogte van het bedrag, van de ene partner aan de andere partner beschouwd kan worden als voldoening aan een natuurlijke verbintenis en daarmee niet onverschuldigd is betaald. De nadere feiten en omstandigheden van het geval dienen in daarover uitsluitsel te geven. In het onderhavige geval was geen sprake van samenwoning en waren partijen niet financieel van elkaar afhankelijk. De vrouw genereerde inkomsten vanuit haar eigen onderneming en de man genereerde inkomsten vanuit werk in loondienst. Niet gebleken is dat een van partijen problemen had op financieel vlak. Gelet op deze nadere feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank niet iedere betaling van de vrouw aan de man aan te merken als voldoening aan een natuurlijke verbintenis. Weliswaar is het zo dat het ook voor partners die niet samenwonen gebruikelijk is dat zij in het kader van hun relatie bedragen aan elkaar besteden – en dus mogelijk naar elkaar overmaken/voor of aan elkaar betalen – maar aangenomen mag worden dat deze bedragen in zijn algemeenheid niet al te hoog zullen zijn. De rechtbank acht het in dat kader redelijk om een in de door de vrouw gedane uitgaven een verdeling aan te brengen, in die zin dat het ervoor moet worden gehouden dat alle betalingen van de vrouw aan de man tot en met een bedrag van € 100,00 in beginsel zijn aan te merken als zijnde voldaan ter voldoening aan een uit de relatie tussen partijen voortvloeiende natuurlijke verbintenis, zulks behoudens bijzondere omstandigheden. Het is aan de vrouw deze bijzondere omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen. Bij bedragen vanaf € 100,00 geldt dat deze in beginsel niet zijn aan te merken als zijnde voldaan ter voldoening aan een dergelijke natuurlijke verbintenis, behoudens bijzondere omstandigheden. Het is dan aan de man deze bijzondere omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen.
Welke betalingen zijn vast komen te staan?
4.18.
Om te kunnen beoordelen of een bepaalde betaling wel of niet is gedaan ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis als hiervoor bedoeld dient vast te komen staan dat die betaling door de vrouw aan de man is gedaan. De rechtbank zal achtereenvolgens de girale betalingen, de contante betalingen en de afgesloten leningen bespreken.
[F] 1. Girale betalingen
4.19.
De man heeft niet ontkend de girale overboekingen die uit de stukken volgen te hebben heeft ontvangen, zodat dit in zoverre is komen vast te staan. De rechtbank constateert aan de hand van de overgelegde stukken dat de vrouw de navolgende bedragen boven de € 100,00 (zonder concrete omschrijving) aan de man heeft overgemaakt.
08-03-2016: € 1.000,00 (betaald aan de man vanaf de privérekening van de vrouw)
06-07-2016: € 750,00 (betaald aan de man vanaf de privérekening van de vrouw)
07-11-2016: € 180,00 (betaald aan de man vanaf de privérekening van de vrouw)
15-08-2018: € 1.200,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
21-08-2018: € 850,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
07-02-2019: € 150,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
10-02-2019: € 300,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
04-07-2019: € 150,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
08-07-2019: € 150,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
22-08-2019: € 150,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
02-09-2019: € 200,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
09-09-2019: € 150,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
13-12-2019: € 500,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
15-05-2020: € 1.000,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
01-07-2020: € 1.500,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
15-07-2020: € 170,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
30-07-2020: € 250,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
08-10-2020: € 600,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
27-11-2020: € 2.000,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
04-12-2020: € 1.000,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
19-12-2020: € 125,00 (betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
24-12-2020:
€ 2.000,00(betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
Totaal € 14.375,00
4.20.
De rechtbank gaat er, gelet op het hiervoor omschreven uitgangspunt, van uit dat deze bedragen in beginsel niet zijn aan te merken als zijnde voldaan ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis. De man heeft onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel nopen. De enkele stelling dat de grotere bedragen zijn betaald aan de man om samen te gebruiken of om uitjes van te betalen, acht de rechtbank, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw, niet voldoende en niet aannemelijk. Ten aanzien van de bedragen van € 100,00 of lager gaat de rechtbank uit dat deze in het kader van de voldoening aan een natuurlijke verbintenis zijn voldaan. De vrouw heeft onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel nopen. Van de kleinere bedragen hebben partijen immers verklaard dat deze ten behoeve van de kosten voor benzine of, indien het loon van de man al op was voor zijn volgende salarisbetaling, ter overbrugging van die periode, zijn voldaan. De rechtbank acht het gebruikelijk dat die bedragen binnen een affectieve relatie tussen partners over en weer worden gedaan. Van een ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van de man is ter zake van die bedragen dan ook geen sprake.
4.21.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de slotsom te zijn dat de vrouw in totaal een bedrag van € 14.375,00 onverschuldigd heeft betaald aan de man. De man dient dit bedrag aan de vrouw terug te betalen.
[F] 2. Contante betalingen
4.22.
De man heeft ontkent enig bedrag in contanten van de vrouw te hebben ontvangen. Het is daarmee aan de vrouw om haar stellingen dat zij tussen 24 januari 2018 en 4 december 2020 in totaal een bedrag van € 49.200,00 in contanten aan de man heeft gegeven. De vrouw verwijst ter onderbouwing van haar stelling naar de door haar overgelegde contante opnames in combinatie met de overgelegde WhatsApp-berichten. Ten aanzien van de WhatsApp-berichten is niet in geschil dat deze berichten afkomstig zijn van partijen, zodat ook de rechtbank daarvan uit zal gaan. De rechtbank constateert vervolgens dat deze berichten tussen juni 2020 en eind december 2020 over en weer zijn gestuurd. Over de periode 24 januari 2018 en tot juni 2020 heeft de vrouw geen andere feitelijke onderbouwing van haar stelling gegeven dan het overleggen van het bewijs van de contante opnamen op zichzelf, met uitzondering van de lening bij Ferratum Sweden AB, waarop hierna nog zal worden teruggekomen. Zonder nadere onderbouwing is de rechtbank van oordeel, mede gelet op de betwisting door de man, dat niet is komen vast te staan dat de contante opnamen in die periode ten goede zijn gekomen aan de man. Dat betekent dat de vordering van de vrouw, voor zover deze ziet op terugbetaling van contante betalingen in die periode moet worden afgewezen.
4.23.
Ten aanzien van de contante opnamen in de periode vanaf juni 2020 in samenhang gezien met de door de vrouw overgelegde (en door de man inhoudelijk niet betwiste) WhatsApp-berichten constateert de rechtbank het volgende.
A. de contante opnamen van 8 en 9 juni 2020, in totaal € 4.500,00
4.24.
De vrouw heeft op 8 en 9 juni 2020 tweemaal een bedrag van € 1.000,00 opgenomen vanaf haar zakelijke rekening bij de Regiobank en op 9 juni 2020 een bedrag van € 2.500,00 vanaf haar rekening bij de Rabobank. In diezelfde periode sturen partijen elkaar de volgende berichten via WhatsApp (hierna steeds in hun essentie weergegeven):
6 juni 2020:
De man: wat doe jij dan. Hebben de ouders al betaald schat. Dan geef ik door dat ze kunnen komen toch.
De vrouw: Als goed is betalen ze maandag ofja voor dinsdag moeten ze betaald hebben.
9 juni 2020:
De vrouw: € 6.300,00. De moeder van [G] heeft betaald, dus dan is dat ook gelijk rond.
De man: Yess goed bezig. Hele opluchting man. Kunnen we het afbetalen toch.
De vrouw: Dan zal ik alavst alles pinnen bij rabo Oostburg. Anders moeten we nog een stukje samen pinnen vind je misschien ook niks.
De man: Ja is goed, pin jij maar.
B. de contante opnamen van 3 september 2020, in totaal € 5.750,00
4.25.
De vrouw heeft op 3 september 2020 een bedrag opgenomen van € 750,00 van haar rekening bij de Regiobank en een bedrag van € 5.000,00 van haar rekening bij de Rabobank. In diezelfde periode sturen partijen elkaar de volgende berichten via WhatsApp:
3 september
De vrouw: ik heb echt schulden en als ik alles uitreken is het nu nog € 15.000 en dan zonder die kerel.
De man: Ja maar schat straks zijn we van die 5 af he en die 10 is toch geen probleem? 2 barki per maand. We zien wel schat liever die mensen betalen straks good life hebben met jou samen. Hoeveel heb je nu dan schat. We gaan dus 5750 betalen of?
De vrouw: Met [D] erbij heb ik €6100.
De man: Schat probeer al zo veel mogelijk te pinnen.
De vrouw: Ja doe ik ook schat, maar 1 voordeel is bij Rabo kan zo in 1x eraf halen he. Hoezo heb je die [E] al geappt? En wat zei die? Zeker vandaag?
C. de contante opnamen van 1 en 4 december 2020, in totaal € 7.000,00
4.26.
De vrouw heeft op 1 en 4 december 2020 tweemaal een bedrag opgenomen van € 1.000,00 van haar rekening bij de Regiobank en een bedrag van € 5.000,00 van haar rekening bij de Rabobank. In diezelfde periode sturen partijen elkaar de volgende berichten via WhatsApp:
29 november:
De man: Schat probeer elke dag te pinnen he.
De vrouw: probeer ook elke dag te pinnen.
30 november:
De man: En al begonnen met pinnen schat?
30 november:
De man: Ja wel op mindere toon maar gaat zo blijven tot die het heeft dat is 1 ding zeker. Eind deze week heeft die het dus ja. Nog even geduld. Of ja niet alles he maar wel al veel.
De vrouw: Ja. Is alleen nog eens bedenken hoe we da gaan doen. Ik denk zaterdagavond want dan moet ze werken volgens mij.
De man: Ja schat probeer zoveel mogelijk te pinnen.
De vrouw: Ja dat doe ik ook.
De man: Als je nou al meebrengt wat je hebt heb ik wel al wat. Snap je. Ja pin op beide rekeningen. Dan gaat snel. Maar woensdag? Donderdag.
De vrouw: Als ik nu buiten geraak. Niet bedoel ik. Heeft geen nut.
De man: Ja is zo. Daarom als je de kans heb.
De vrouw: Ze werkt deze week nog woensdag, donderdag en zaterdag.
De man: Goeie schat. Hoeveel pin je in 1x dan?
De vrouw: € 1.000 op ene en op andere kan max € 5.000 per x maar kan niet hier bij de bank Omdat dat geen “officieel” is. Maar komt wel goed.
De man: Ja schat komt altijd goed.
De vrouw: en dan nog verstoppen want ogh als ze dat vind. Als ze wel me tanden uit m’n bakkes.
De man: Ja daarom als we elkaar zien beter al geven wat je hebt. Dan kan ze daar in ieder geval niet meer achter komen.
De vrouw: Nee, maar jij had in je telefoon wat we al gegeven hadden? Hoeveel was da?
De man: 13.400 nog.
2 december:
De man: kom je vanavond nog Probeer ook te pinnen schat of zeg je liever morgen voor mij ook goed.
De vrouw: Ik dacht zullen we niet beter vrijdag doen, dan hebben we sowieso alles.
De man: Ja dan doen we vrijdag Vind goed Hoeveel gaan we geven dan Precies die 10 of net iets meer.
De vrouw: even kijken wie al gestort heeft tegen vrijdag.
De man: Ja dat is zo. Is goed dan zien we elkaar vrijdag. Net zo makkelijk.
De vrouw: maar dan heb ik sowieso al het geld. Das dan misschien beter.
De man: Ja klopt. Dan kan ik daarna naar hem. Dus komt goed uit.
4 december:
De man: Met de belastingdienst kun je afspreken maandelijks een geldbedrag over te maken. Ik heb het nu beloofd. Je hebt gezegd eind van de week. We kunnen van belastingdienst ook oplossen.
De vrouw: moeten even zien voor af te spreken hoor schat… want ben echt wel ziekjes.
De man: Ja schat anders kom ik het anders ophalen heb P nu wel beloofd. We bespreken vanmiddag wel hoe of wat.
De vrouw: en anders wacht die maar een dag, ga toch ook naar de pinautomaat moeten en alles.
De man; ja op een dag gaat dat niet schelen wordt je niet beter toch We zien straks wel.
De vrouw: maar P kan ook een dag wachten.
De man: hoezo koppig, we hebben vandaag afgesproken toch.
De vrouw: niet te moeilijk doen hoor, eerst zien of ik bij pinautomaat geraak, want ben gisteren niet gegaan omdat ik gewoon niet geraak zo ziek.
De
man:oh is goed dan morgen zal hem bericht sturen. Tot hoe laat moet je vandaag.
De vrouw: ik hoop dat ik tot 17:00 uur moet. Stuur nu nog maar niks. Of heb je al gedaan?
ik ben klaar met werken. Je zei toch 18:30
De man: heb liever dat je nu al komt.
De vrouw: Hoezo?
De man: Omdat ik vanavond nog met p heb afgesproken. Is dit zo raar dan?
De vrouw: Maar moet nog eerst geld pinnen or dus. Ik ga dan zo vertrekken en eerst pinnen en dan rij ik das.
4.27.
Ten aanzien van de onder A tot en met C genoemde bedragen acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de vrouw deze heeft afgedragen aan de man. Daartoe wordt overwogen dat een duidelijk verband is te zien tussen de contante opnamen van de vrouw en de inhoud WhatsApp-berichten, de datum van die berichten (waarbij de rechtbank gelet op dat verband vaststelt dat de niet van een jaartal voorziene berichten in 2020 moeten zijn gewisseld) en de hoogte van de (besproken respectievelijk opgenomen) bedragen. De man dringt bij de vrouw aan op het pinnen van bedragen, waarna de vrouw deze bedragen daadwerkelijk pint. De man vraagt regelmatig aan de vrouw over hoeveel geld zij denkt te kunnen beschikken vanuit haar onderneming. Dit valt niet te rijmen met de stellingen van de man dat hij nog nooit een bedrag in contanten heeft ontvangen van de vrouw dan wel geïnformeerd heeft naar haar inkomsten uit onderneming. In het licht van de verstuurde berichten over en weer zijn de stellingen van de man ongeloofwaardig. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat deze bedragen met een totaalbedrag van € 17.250,00, zoals gesteld door de vrouw, zijn afgedragen aan de man. Een concrete grondslag voor deze betalingen is er – mede gelet op de omstandigheid dat de man connecties met een (crimineel) milieu van waaruit hij zou worden gedwongen gelden te betalen – niet. Gelet op de hoogte van de bedragen vallen deze bedragen voorts in beginsel niet te kwalificeren als zijnde voldaan ter voldoening aan een uit de relatie voortvloeiende natuurlijke verbintenis. De man heeft ook geen omstandigheden en/of feiten gesteld waaruit het tegendeel kan blijken. De man ontkent immers enkel de bedragen te hebben ontvangen.
4.28.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de slotsom moet zijn dat de vrouw een bedrag van in totaal € 17.250,00 onverschuldigd aan de man heeft betaald. De man dient dit bedrag aan de vrouw terug te betalen.
[F] 3. Afgesloten leningen
- hoofsommen
4.29.
Onbetwist is dat de vrouw een drietal leningen heeft afgesloten, als gemeld onder de in rechtsoverweging 2.5 genoemde feiten. De geleende bedragen bij Ferratum Sweden AB (€ 5.000,00) en Swish Fund (€ 10.000,00) zijn gestort op de bankrekening van de vrouw, waarbij ten aanzien van de lening bij
Swish Fundgeldt dat deze dateert van 27 november 2020. Van die bedragen is niet te zien dat deze direct zijn opgenomen, dan wel overgemaakt aan de man. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat voor zover de vrouw het ontvangen geld uit deze laatste lening aan de man heeft afgedragen/overgemaakt, dit al is meegenomen in de hiervoor besproken vaststaande girale en contante betalingen aan de man, nu deze betalingen in dezelfde periode en vanaf dezelfde bankrekening van de vrouw zijn verricht. Een eventuele afzonderlijke terugbetalingsverplichting voor de man zou leiden tot een dubbeltelling. Voor zover de vrouw terugbetaling van de hoofdsom van deze lening vordert van de man dient dat daarom te worden afgewezen.
4.30.
Ten aanzien van de lening bij
Ferratum Sweden ABheeft de vrouw aangegeven dat zij deze lening op 22 februari 2020 heeft afgesloten en op 4 maart 2020 het bedrag heeft opgenomen en afgegeven aan de man. De rechtbank constateert aan de hand van de stukken dat de lening medio februari 2020 moet zijn afgesloten, gelet op de in leningovereenkomst opgenomen 30 dagen termijn en de eerste aflossing door de vrouw op 13 maart 2020. Vervolgens is er op 4 maart 2020 een cashopname geweest vanaf haar rekening bij de Rabobank op 4 maart van € 5.000,00. Uit de door de vrouw overgelegde (en door de man inhoudelijk niet betwiste) WhatsApp berichten hebben partijen met elkaar omtrent leningen gesproken als volgt:
3 september:
De vrouw: ik heb echt schulden en als ik alles uitreken is het nu nog € 15000 en dan zonder die kerel.
De man: Ja maar schat straks zijn we van die 5 af he en die 10 is toch geen probleem? 2 barki per maand. En die 10 we zien wel schat liever die mensen betalen straks good life hebben met jou samen.
8 september:
De man: Straks lening eraf van 5 k en dan moet je 1800 betalen 1700 zoiets.
De vrouw: oh das goed he.
De man: en dan zijn we van die boys af. Februari volgend jaar zijn we er vanaf. en wanneer is die lening van 5 k voorbij?
14 september:
* De vrouwstuurt screenshot van financierder dat ze circa 3000 kunnen storten.
De man: Is goed schat stuur Rabo dan maar een mail of je terug kan. Dan hebben we samen 5,5 toch en dan + wat je deze maand kan geven Zit je toch tegen 8/9
17 september:
De man: Al wat gehoord van de bank?
De vrouw: Nee nog niks schat.
21 september:
De man: beter schat dat je uitstel hebt. Al wat van Rabo gehoord? Hoe of wat. Als je meer kan lenen gewoon doen schat.
De vrouw: nee schat nog niets gehoord
25 september:
De man: Wat doe je schat. Ik hoop zo erg dat het lukt met Rabo. Weet je al wat je ga verdienen – kosten.
De vrouw: Ga zo meteen eens voor je uitrekenen schat dan weten we al een beetje hoe of wat.
De man: Zeg zo maar.
De vrouw: ik heb in totaal € 4500 verdiend. Dus dan – alle kosten & nog die factuur € 1.300. Blijft er niet veel over geloof ik
De man: dan hopen op Rabo. Je hebt nog wel 1000 ongeveer. Hoeveel heb je op je rekening staan?
De vrouw: meer als €900 sowieso staat erop. Ja kan er ook niks aandoen. Voor oktober is het kleine €6.000.
De man: Hoop kapot erg dat je nog wat kan lenen. En liefst meer als die 10.
De vrouw: ik ook schat hopelijk horen we wat maandag of dinsdag
29 september:
De man: Heb je voor nu alles kunnen aanleveren bij de Rabo? Beter er achter aan schat.
De vrouw: Ja, maar blijven op 2019 hameren, dus ook de boekhouder gemaild. Ook alles aan [F] doorgemaild want die zei ja beter wachten op 2019 maar als dat beetje zelfde is als 2018 kunnen wel al eens kijken of het mogelijk is.
De man: Wie is [F] ?
De vrouw: Die is van de regiobank, dus das dan de zakelijke rekening en bank.
De man: Ohw is goed schat laat maar weten. Vraag of je meer kan lenen.
De man: Heb je al wat gehoord van bank. En van Rabo?
De vrouw: Ik heb alle gestuurd naar Regiobank en Rabo. Maar verder nog niks gehoord, hopelijk eind van de week.
De vrouw: [F] belde net. Ze willen dan wel zien dat in de zaak wordt uitgegeven. Dus ik zag ja, er moeten wel nieuwe dingen komen, maar ook stukje privé. Maar he krijg maar 15% als het doorgaat.
De man: Wat bedoel je.
De vrouw: Dus wat is dan 23.000€ winst en daarvan 15% want meer doen ze niet bij niemand niet.
2 oktober
De man: Hoe zit het nu met die lening dan. Is het gelukt? Of moet je antwoord terug krijgen?
5 oktober:
*
De vrouwstuurt afwijzing lening door van Independer.
De man: bel ze anders om aan te geven of er geen andere mogelijkheid is om alsnog een geldbedrag te lenen. Ik voel me kut man nu alles weer tegen zit.
6 oktober 2020:
Betreft een gesprek tussen partijen over en weer of de man zelf niet kan lenen of anders samen met de vrouw, omdat hij een huis heeft. Geeft aan kan niet, gelet op contractvorm die hij heeft. De vrouw geeft aan ook nog bij 2 anderen een aanvraag gedaan te hebben.
13 oktober:
De vrouw (in een ruzie tussen partijen): Probeer alles, iedere bank bel ik om te het voor elkaar te krijgen.
4.31.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat het bedrag van deze lening daadwerkelijk ten goede is gekomen aan de man. Weliswaar volgt uit de stukken wel dat zij een bedrag van € 5.000,00 heeft geleend bij Ferratum Sweden AB en dat zij kort daarna een bedrag van € 5.000,00 in contanten opneemt van haar bankrekening, maar daarmee is nog niet duidelijk geworden dat deze daadwerkelijk aan de man zijn afgedragen. Ook volgt dit onvoldoende uit de inhoud van de WhatsApp-berichten. Deze gesprekken zijn immers onvoldoende concreet en specifiek; uit de inhoud wordt niet duidelijk of de man de vrouw heeft verzocht deze specifieke lening af te sluiten, verzocht heeft om het geld aan hem te geven en de vrouw dat vervolgens ook heeft gedaan. De vrouw heeft geen berichten overgelegd die zien op de periode waarin de lening is afgesloten en de contante opname heeft plaatsgevonden – daarbij gaat de rechtbank er, gelet op de inhoud ervan (met name die van 29 september en 6 oktober), er van uit dat de berichten in 2019 zijn gewisseld. Weliswaar wordt er in de berichtgeving van 3 en 8 september verwezen naar een lening van 5 k, maar onvoldoende duidelijk is dat het om deze lening gaat en ook is onvoldoende duidelijk dat het gaat om een lening die enkel ten gunste van de man is gekomen. Voor zover de vrouw vordering van de vrouw ziet op terugbetaling van dit bedrag door de man dient dat daarom te worden afgewezen.
4.32.
Ten aanzien van de lening bij de
Rabobankvan € 10.000,00 staat vast dat deze rechtstreeks is uitbetaald op de bankrekening van de man. De vrouw stelt dat voor dit bedrag hetzelfde geldt als voor de overige betalingen aan de man, te weten dat dit bedrag zonder rechtsgrond en derhalve onverschuldigd is betaald aan de man. De man dient het bedrag aan haar terug te betalen. De verklaring die partijen hebben opgesteld, zoals overgelegd als productie 20, waarbij de vrouw aangeeft het bedrag aan de man schuldig te zijn, is volgens de vrouw gefingeerd. De Rabobank wilde de vrouw in eerste instantie geen lening verstrekken, omdat zij dit, gelet op de jaarcijfers van haar onderneming, niet nodig zou hebben. Zij had immers een goedlopend bedrijf. De man betwist dat de lening is gefingeerd. Het ging niet goed met de onderneming van de vrouw en zij kwam steeds geld tekort. De man heeft toen € 10.000,00 in contanten aan de vrouw gegeven. Een deel van dat bedrag, circa € 4.000,00, had de man via zijn zus verkregen, het andere deel had hij gespaard. Toen zijn zus het geld terug wilde hebben, heeft de vrouw de lening bij de Rabobank afgesloten. Dat is een keuze van de vrouw geweest. De man heeft € 10.000,00 aan de vrouw uitgeleend en uiteindelijk € 10.000,00 terugbetaald gekregen. Er was dus sprake van een rechtsgrond voor de betaling, zodat niet onverschuldigd is betaald en de man is niet ongerechtvaardigd verrijkt. Een en ander blijkt volgens de man voldoende uit de door de vrouw overgelegde verklaring. De man is evenwel bereid nader bewijs aan te leveren door te laten zien dat er geld is gepind.
4.33.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de lening bij de Rabobank als volgt. Niet in geschil is dat partijen een verklaring hebben opgesteld en ondertekend, waarin de vrouw verklaart de man een bedrag van € 10.000,00 schuldig te zijn. In beginsel levert een dergelijke schuldigverklaring – een onderhandse akte – dwingend bewijs op. Dat betekent dat het aan de vrouw is, nu zij de inhoud van die akte betwist, om te bewijzen dat de inhoud van de akte niet juist is. De vrouw heeft in dat kader gesteld dat de verklaring enkel was opgesteld op vraag van de Rabobank, omdat anders het niet kon worden geleend en rechtstreeks aan de man uitgekeerd. Ter onderbouwing daarvan heeft zij gewezen op het feit dat de verklaring slechts enkele dagen voor het afsluiten van de lening bij de Rabobank is opgesteld (terwijl de gestelde lening al bijna anderhalf jaar eerder aan de vrouw zou zijn verstrekt). Uit de door de vrouw overgelegde bankafschriften blijkt dat het alleen de vrouw was die binnen de affectieve relatie van partijen geld gaf aan de man en dat dat andersom niet gebeurde. Tenslotte is voldoende komen vast te staan dat de man – zoals hij ook zelf heeft verklaard – met zijn inkomen van € 1.600,00 regelmatig niet uitkwam aan het einde van de maand. Dat hij beschikte over € 6.000,-- spaargeld is betwist en hij heeft die stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Al deze feiten in onderlinge samenhang beschouwende – en in aanmerking nemend dat de man in deze procedure op meerdere punten als ongeloofwaardig te kwalificeren standpunten heeft ingenomen en voorts dat hij voor zijn stelling dat er daadwerkelijk een betaling door hem aan de vrouw is gedaan niet een begin van bewijs heeft overgelegd – komt de rechtbank tot het oordeel dat in voldoende mate vast staat dat de inhoud van de bedoelde verklaring niet juist is. Dat brengt met zich, dat er aan de uitbetaling aan de man van het door de vrouw bij de Rabobank geleende bedrag van
€ 10.000,-- niet de door de man gestelde rechtsgrond ten grondslag lag; een andere rechtsgrond is door de man niet gesteld, zodat de slotsom moet zijn dat het bedrag door de vrouw onverschuldigd aan de man is betaald. De man dient het bedrag aan de vrouw terug te betalen.
- rente en kosten leningen
4.34.
De vrouw heeft tevens terugbetaling gevorderd van de rente en kosten over de leningen. De rechtbank overweegt dat een eventuele terugbetalingsverplichting ter zake de rente en kosten over een afgesloten lening in beginsel mogelijk is op grond van ongerechtvaardigde verrijking ex art 6:212 BW. Ook het besparen van kosten, in casu de besparing van rente en kosten doordat de leningen op naam van de andere partner is afgesloten, valt hier in beginsel onder. Wel dient voldoende komen vast te staan dat partijen bewust de leningen op naam van de vrouw hebben afgesloten en (zonder rechtsgrond) ten gunste van de man hebben laten komen.
4.35.
De vrouw heeft in dat kader gesteld dat zij het geld geleend heeft op naam van haar eenmanszaak heeft afgesloten op aandringen van de man en de bedragen daarna, zonder dat daartoe een rechtsgrond was, aan de man heeft betaald. De vrouw verwijst naar de overgelegde WhatsApp-berichten, de betalingen aan de man en de stukken betreffende de leningen bij Ferratum Sweden AB en Swish Fund. De man geeft aan niet bekend te zijn met leningen die de vrouw via haar onderneming heeft afgesloten. Uit de overgelegde stukken volgt volgens de man ook niet dat deze leningen voor hem zijn afgesloten, dan wel dat hij ermee verrijkt is.
4.36.
Ten aanzien van de leningen bij Ferratum Sweden AB verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen. De rechtbank heeft ten aanzien van deze lening geoordeeld dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat de lening ten goede is gekomen aan de man. Dat brengt met zich mee dat ook het gevorderde ten aanzien van de rente en kosten dienen te worden afgewezen.
4.37.
Ten aanzien van de lening bij Swish Fund constateert de rechtbank dat de lening is afgesloten door de vrouw op 27 november 2020. In diezelfde periode verricht de vrouw de volgende banktransacties van haar zakelijke of privé bankrekening:
27-11-2020: overboeking naar de man van € 2.000,00
01-12-2020: contante opname van € 1.000,00
04-12-2020: contante opname van € 1.000,00
04-12-2020: contante opname van € 5.000,00
04-12-2020: overboeking naar de man van € 1.000,00
De rechtbank verwijst naar de Whatsapp-berichten tussen partijen zoals vermeld in rechtsoverweging 4.30. Ten aanzien van de lening voeren partijen daarnaast nog de volgende door de vrouw overgelegde en door de man inhoudelijk niet betwiste WhatsApp-berichten (waarvan de rechtbank gelet op de samenhang van de berichten vaststelt, dat zij in 2020 moeten zijn gewisseld):
23 en 24 oktober:
Partijen sturen elkaar over weer berichten over de mogelijke lening bij Swish Fund van € 10.000,00, welke in lening van Swish Fund in 12 maanden afbetaald wordt met € 1.136,00 per maand. De man informeert nog verder naar wat de vrouw heeft verdiend.
26 en 27 oktober:
Partijen sturen over en weer berichten ten aanzien van de lening bij Swish Fund.
10 november:
De man: Heb je tot nu toe helemaal niks gehoord van de bank schat is toch raar. Ik weet is misschien niet de juiste tijd maar anders komen we daar toch ook in de problemen. Hoe moet ik het anders oplossen. Ik beloof het je zodra huis verkocht is dan lossen we het op.
De vrouw: Ik heb niks gehoord.
11 november:
De man: Heb je al wat gehoord garage bank?
De vrouw: Die kerel mag blij zijn dat ik niet weet wie die is… Nee van allebei niet. Regiobank zoekt uit of dat oplichting is of niet, die doen niet zomaar alles goed keuren.
De man: beter maar dat zo lang duurt is geen goed teken.
De vrouw: Die P staat wel quote nu met z’n schade aan de auto.
De man: Ja dus dit moet ook opgelost worden toch. De auto lossen we ook op toch. Waarom doe je nu opeens zo. Omdat er schade is aan de auto en dat je over de zeik bent. Wat zeg de bank dan. Beter regelen we dat. Dat je boos ben etc. dat kan snap ik allemaal maar dit was al hiervoor toch Van de auto lossen we ook op. Ja maar mel sorry hoor dit van p kan niet wachten snap je. Ik wordt ook links rechts lastig gevallen erover. Dit moeten we gewoon fixen.
13 november:
De man: Heb jij al wat gehoord?
De vrouw: Nee nog niks gehoord.
De man: Kun je einde van de middag nog een mail sturen?
De vrouw: Ja zal doen rond 15:00.
14 november:
De man: Wat ben je aan het doen? Hoeveel kunnen we geven denk je schat.
De vrouw: Heb nog niet echt gekeken schat.
18 november:
De man: Omdat hij het heeft gedaan en bewijs wil laten zien dat ik er mee bezig ben, stuur gewoon die screen, ik ga niet doorsturen, alleen laten zien dat ik er mee bezig ben.
De man: Hij zet druk dus had hem gezegd dat die grotere deel zou krijgen als die zou doen.
De vrouw: het gaat alleen maar om probleem problemen problemen.. terwijl ik zelf het grootste probleem thuis heb.
De man: Ja mel straks meen het serieus als dat kk huis weg is dan krijg je deel.
De vrouwstuurt screenshot formulier Swishfund
20 november:
De man: P stuurt wanneer krijg ik deel.
De vrouw: Je kan ook vragen wel oplossing ik doe.
De man: Welke dan, ik wordt gek Mel.
De vrouw: Heb excuusbrief naar die Joost gestuurd om te vragen of alsnog kan.
De man: Oh en toen.
De vrouw: Wat voor bedrijf was en waarvoor ik lening had aangevraagd.
De man: En toen.
De vrouw: Dat ik geen lening nodig heb.
De man: Dat is dan een kk groot probleem. Dan begin ik alvast me graf te graven.
De vrouw: moeten we even kijken hoe.
De man: Is goed. Bel me. Praten we erover. Maar echt een kk groot probleem.
De man: Hoop echt dat lukt, hij vroeg nu al deel.
De vrouw: Wat zei je.
De man: Ik heb gezegd dat lening heb aangevraagd en dat even duurt, maar dat die ze geld krijgt.
De vrouw: Wat zei die toen?
De man: Ja zo van dat hij nu al deel had verwacht en hij niet langer als december wacht dat ik aan me belofte moet houden.
23 november:
De man: Goed bezig schat, hoeveel gaan we geven totaal denk je?
De vrouw: Ga uitrekenen wat nu heb verdiend voor november.
De man: Goed berekenen he.
27 november:
De man: Maak 2 k over ja dan geef ik dat.
De man: Schat stort voordat je ma komt he, niet dat je in de problemen komt straks. Ja ga eerst storten. Is gestort bij je. *stuurt foto van een betaalschema.
De man: Elke dag dus. Goeie 3-12 begint het.
De vrouw: ben je al wezen pinnen?
De man: Nee schat ga zo doen en gelijk brengen.
De vrouw: Ben benieuwd wat hij zegt.
De man: ja vast blij haha.
De vrouw: Maar waarom bij Yunus lenen?
29 november:
De man: Schat probeer elke dag te pinnen he.
De vrouw: probeer ook elke dag te pinnen.
30 november:
De man: En al begonnen met pinnen schat?
Ja wel op mindere toon maar gaat zo blijven tot die het heeft dat is 1 ding zeker. Eind deze week heeft die het dus ja. Nog even geduld. Of ja niet alles he maar wel al veel.
De vrouw: Ja. Is alleen nog eens bedenken hoe we da gaan doen. Ik denk zaterdagavond want dan moet ze werken volgens
mij.
De man: Ja schat probeer zoveel mogelijk te pinnen.
De vrouw: Ja dat doe ik ook. Als je nou al meebrengt wat je hebt heb ik wel al wat. Snap je.
De man: Ja pin op beide rekeningen. Dan gaat snel. Maar woensdag? Donderdag.
De vrouw: Als ik nu buiten geraak. Niet bedoel ik. Heeft geen nut.
Ja is zo. Daarom als je de kans heb.
De vrouw: Ze werkt deze week nog woensdag, donderdag en zaterdag.
De man: Goeie schat. Hoeveel pin je in 1x dan?
De vrouw: € 1.000 op ene en op andere kan max € 5.000 per x mar kan niet hier bij de bank Omdat da geen “officieel” is. Maar komt wel goed.
De vrouw: Ja schat komt altijd goed.
De vrouw: en dan nog verstoppen want ogh als ze da vind. Als ze wel me tanden uit mn bakkes.
De man: Ja daarom als we elkaar zien beter al geven wat je hebt. Dan kan ze daar in ieder geval niet meer achter komen.
De vrouw: Nee, maar jij had in je telefoon wat we al gegeven hadden? Hoeveel was da?
De man: 13.400 nog.
2 december:
De man: kom je vanavond nog Probeer ook te pinnen schat of zeg je liever morgen voor mij ook goed. Ik dacht zullen we niet beter vrijdag doen, dan hebben we sowieso alles.
De man: Ja dan doen we vrijdag Vind goed Hoeveel gaan we geven dan Precies die 10 of net iets meer.
De vrouw: even kijken wie al gestort heeft tegen vrijdag.
De man: Ja dat is zo. Is goed dan zien we elkaar vrijdag. Net zo makkelijk.
De vrouw: maar dan heb ik sowieso al het geld. Das dan misschien beter.
De man: Ja klopt. Dan kan ik daarna naar hem. Dus komt goed uit.
4 december:
De man:Met de belastingdienst kun je afspreken maandelijks een geld bedrag over te maken. Ik heb het nu beloofd. Je hebt gezegd eind van de week. We kunnen van belastingdienst ook oplossen.
De vrouw: moeten even zien voor af te spreken hoor schat… want ben echt wel ziekjes.
De man: Ja schat anders kom ik het anders ophalen heb P nu wel beloofd. We bespreken vanmiddag wel hoe of wat.
De vrouw: en anders wacht die maar een dag, ga toch ook naar de pinautomaat moeten en alles.
De manja op een dag gaat dat niet schelen wordt je niet beter toch We zien straks wel.
De vrouw: maar P kan ook een dag wachten.
De man: hoezo koppig, we hebben vandaag afgesproken toch.
De vrouw: niet te moeilijk doen hoor, eerst zien of ik bij pinautomaat geraak, want ben gisteren niet gegaan omdat ik gewoon niet geraak zo ziek.
De man: oh is goed dan morgen zal hem bericht sturen. Tot hoe laat moet je vandaag.
De vrouw: ik hoop dat ik tot 17:00 uur moet. Stuur nu nog maar niks. Of heb je al gedaan?
De vrouw: ik ben klaar met werken. Je zei toch 18:30
De man: heb liever dat je nu al komt.
De vrouw: Hoezo?
De man: Omdat ik vanavond nog met p heb afgesproken. Is dit zo raar dan?
De vrouw: Maar moet nog eerst geld pinnen or dus. Ik ga dan zo vertrekken en eerst pinnen en dan rij ik das.
4.38.
Ten aanzien van lening bij Swish Fund acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat partijen welbewust ervoor hebben gezorgd dat de vrouw deze op haar naam heeft afgesloten en de daaruit ontvangen gelden vervolgens aan de man heeft afgedragen. Daartoe wordt overwogen dat een duidelijk verband wordt gezien tussen de onderling verstuurde berichten over leningen, waarin de man vele malen informeert naar en aandringt op leningen en de lening bij Swish Fund nadrukkelijk wordt genoemd inclusief het maandelijks te betalen bedrag, en voorts de banktransacties van de vrouw voldoende overeenkomen met de hoofdsom van de lening. Dat de man zich kennelijk op het standpunt stelt dat hij niets van de lening afweet en daar niets van heeft gekregen acht de rechtbank tegen deze achtergrond ongeloofwaardig en versterkt eerder de stelling van de vrouw dat een en ander is gegaan op de wijze zoals zij dat heeft aangegeven. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de lening weliswaar op naam van de vrouw is afgesloten, maar dat de hoofdsom van de lening enkel ten goede is gekomen aan de man. De vrouw stelt dat er geen rechtsgrond aanwezig was voor het betalen van het bedrag van de lening en de man heeft daar ook niets tegenin gebracht, zodat er voor moet worden gehouden dat de vrouw dit onverschuldigd heeft gedaan. Dit betekent voorts dat de vrouw zonder rechtsgrond de rente en kosten heeft betaald en met dat bedrag is verarmd. De man heeft deze kosten uitgespaard door de lening op naam van de vrouw te zetten en is door deze besparing van kosten verrijkt. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de man ex artikel 6:212 BW ook de rente en kosten van de lening bij Swish Fund ter hoogte van € 3.632,00 dien te voldoen aan de vrouw.
4.39.
Nu op grond van het hiervoor onder 4.33 overwogene vaststaat dat er geen rechtsgrond bestond voor de betaling van het door de vrouw bij de Rabobank geleende bedrag van € 10.000,00 aan de man, dienen ook van deze lening de rente en kosten van de betreffende lening in beginsel voor rekening van de man te komen. De vrouw heeft stukken overgelegd waaruit volgt dat zij maandelijks een bedrag van € 199,43 afbetaalt totdat de schuld bij de Rabobank is afgelost. Niet duidelijk is echter welk deel van deze maandtermijn ziet op rente; evenmin heeft de vrouw inzichtelijk gemaakt welke kosten zij heeft betaald in verband met deze lening. Daarmee heeft zij onvoldoende onderbouwing gegeven aan haar vordering op dit punt; de rechtbank zal die vordering dan ook afwijzen.
De auto BMW 320d;
4.40.
De vrouw vordert betaling door de man van kosten die met de aanschaf en het gebruik van deze auto zijn gemoeid, en die door haar zijn betaald. Zij stelt daartoe het volgende. De man wilde een nieuwe auto hebben en de vrouw wilde dat op zich ook wel. De man zag vervolgens de BMW en wilde die aankopen, maar had daarvoor geen geld tot zijn beschikking. Hij had alleen ter inruil een Volkswagen Golf beschikbaar. De vrouw heeft toen voor het overige deel van de aankoopprijs een financiering afgesloten bij een leasemaatschappij. De man heeft de vrouw mondeling toegezegd dat hij de lasten en kosten verbonden aan de auto zou betalen, maar hij heeft dat nooit gedaan. De vrouw betaalde de financieringstermijnen, de wegenbelasting en de verzekering. De man heeft wel vanaf juli 2020 steeds in de BMW gereden. De vrouw mocht er van de man niet in rijden en zij heeft om die reden ook besloten om haar oude auto aan te houden. De man heeft vervolgens allerlei verkeersboetes opgelopen, onder andere in het buitenland; deze zijn door de vrouw betaald. Vervolgens heeft de man aan de auto aanzienlijke schade veroorzaakt. Hierna heeft de vrouw de sleutels van de auto terugontvangen van de man. De vrouw heeft de auto vervolgens ingeleverd tegen het nog openstaande bedrag bij de leasemaatschappij. Aangezien de man al die tijd het gebruik had van de auto is er volgens de vrouw sprake van een bruikleenovereenkomst. Dat betekent dat de man als een goed huisvader voor de auto had moeten zorgen en de lasten verbonden aan de auto voor zijn rekening behoorde te nemen. Doordat de vrouw ook de kosten van de reparaties en de onderhoud van de auto voor haar rekening heeft genomen is de man daarnaast ongerechtvaardigd verrijkt, omdat het gebruik bij hem lag, terwijl hij niet meebetaalde aan de kosten. De vrouw verwijst onder andere naar de overgelegde Whatsapp-berichten over de auto’s, alsmede de verklaring en aangifte van mevrouw [C] , waaruit volgt dat de man in de BMW reed en deze als zijn eigen auto presenteerde.
4.41.
De man betwist dat hij als enige gebruik heeft gemaakt van de auto en dat hij heeft toegezegd de kosten verbonden aan de auto te zullen betalen. Volgens de man was het juist de vrouw die deze auto wilde kopen en is de auto alleen van haar. De man heeft bij de aanschaf van de auto het voorstel gedaan aan de vrouw om zijn auto in te ruilen, omdat hij dan meer voor zijn auto zou krijgen. De vrouw zou de inruilwaarde van € 11.500,00 aan de man vergoeden. De bedragen die de vrouw nadien naar de man heeft overgemaakt zien daar op. Uit de stukken die de vrouw overlegt valt niet af te leiden wie de gestelde boetes heeft veroorzaakt; de man ontkent dat hij dat was. Ook ontkent de man aan de auto aanzienlijke schade te hebben veroorzaakt. Op de vraag wie er dan wel in de auto reed heeft de man geantwoord dat hij dat niet weet en dat die vraag door de vrouw dient te worden beantwoord, omdat het haar auto is. De man heeft slechts een enkele keer in de auto gereden.
4.42.
De rechtbank overweegt allereerst dat de auto weliswaar op naam was gesteld van de vrouw, maar dat dit niet doorslaggevend is voor wie eigenaar is en voor wie in de onderlinge verhouding tussen partijen de kosten van die auto diende te dragen. Een en ander is afhankelijk van de andere omstandigheden van het geval. Zo volgt uit de stukken dat de auto door beide partijen is gefinancierd. De man heeft zijn auto ingeruild en de vrouw heeft voor het overige deel een financial lease op haar naam afgesloten. In de door de vrouw overgelegde (en door de man inhoudelijk niet betwiste) berichten die partijen elkaar – in de tweede helft van 2020 – via de WhatsApp sturen wordt regelmatig gesproken over de auto. Zo worden onder meer de navolgende berichten door partijen verstuurd:
22 augustus:
De man: Antwerpen, Ben net geflitst welkomstcadeau uit België.
De vrouw: Gotver haha, je moet eens niet zo hard rijden.
De man: Oke.
24 augustus:
De man: kan je 100 euro storten want krijg woensdag loon.
De vrouw: ja zal dat ook gelijk even doen. Ga jij dan bellen voor de auto schat?
De man: heb ik al gedaan. Wie was op de hoogte van die remblokken. [H].
22 september:
De vrouw: Zo eerste boete is binnen. En niet te weinig ook. Weet niet waar je naartoe ging, maar je had haast.
De man: Waar? België? Stuur eens foto?.
De vrouw: Ja Uit België. € 227,00, stuurt foto.
23 september:
De man: Vallah ik ben echt erg man. Kijk hoeveel boetes ik rij. Ik nog blij niks van NL. Ik ben echt bang nu dat er nog 1 kom. Ik krijg al buikpijn.
De vrouw: Nog 1? Van Nederland? Maar die parkeerboete van € 39,00, had je geen dingen tussen je ruit.
De man: Ja weet ik veel.
De vrouw:parkeren in België dat je niet hebt betaald.
De vrouw:ik mocht die app niet, want kan je controleren, nu met boetes zie ik overal oh daar oh daar.
De man: geeft aan niet blij te zijn, voelt alsof hij zich moet verantwoorden waar hij is geweest met de auto.
14 oktober:
De vrouw geeft aan dat er weer een boete is binnengekomen. De man vraagt of het van Nederland of België is. De vrouw geeft aan: België 193 euro.
6 november
De vrouw stuurt bericht naar de man over boete uit Frankrijk dat hij 60 km te hard heeft gereden en dat zij nu moet voorkomen omdat de auto op haar naam staat. De man zegt dat hij zich slecht hierover voelt.
9 november:
De man: Schade valt mee. hij ligt in de berm krijg hem er niet uit. Wat we doen is volgende. Kan ik bellen?
11 november:
De vrouw: Die P staat wel quote nu met zn schade aan de auto.
De man: Ja dus dit moet ook opgelost worden toch. De auto lossen we ook op toch. Wrm doe je nu opeens zo. Omdat er schade is aan de auto en dat je over de zeik bent. Wat zeg de bank dan. Beter regelen we dat. Dat je boos ben etc dat kan snap ik allemaal maar dit was al hiervoor toch Van de auto lossen we ook op.
16 november:
De man: Nee je moet niet zeggen dat ik erin heb gereden, dan hebben ze juist bewijs.
Je moet niks zeggen. Je moet zeggen heb geen contact ook meer met hem. Je moet zeggen ik weet van niks.
17 november:
De man: maar goed, laat niet alles zien van de auto papieren. Verberg het papier van de volkswagen.
De vrouw: maar in die map zitten ook Turkse papieren dat ik toestemming heb gegeven. Dus die moet even boven leggen.
De man: Gooi die weg, hebben we niet nodig, versnipper.
18 november:
De man: Als je ze hebt gebeld jonge. Jonge mij boeit die kk sleutels niet. Je mag die auto ook hebben. Mij gaat niet meer om de auto. Mij gaat erom ze proberen me te naaien. Je mag autosleutels alles hebben.
De vrouw: Ja maar als ze denken kunnen iets bewijzen maar ik heb sleutel is voor hun ook dat ze denken hoezo? Hun verwachten dat niet.
De man: Jawel ze willen papieren zien. Omdat ze weten van de Golf.
De vrouw: Ze willen alles zien.
De man: Daar komt het op neer, daarom niet meewerken, jij hebt niets mee te maken.
De vrouw: Nee natuurlijk heb niets mee te maken.
De man: Gewoon afkappen.
De vrouw: daarom dat zeg die sleutel, Kunnen ze niemand iets maken. Jou ook niet.
De man: Sleutel maakt niet uit ik ga geven.
18 november:
Betreft enkele berichten over en weer dat mensen hebben gezien dat de man uit de bocht vloog en dat de onderkant van de auto er helemaal uitligt. De vrouw moet van de man zeggen dat zij reed, zodat ze het geld terugkrijgen. De man geeft aan zich schuldig te voelen, als het huis verkocht is helpt hij haar.
5 december:
De vrouw: regel het zelf wel als die weg is door wie of wat.
De man: Die auto is niet alleen van jou. Onthoud dat heel goed.
4.43.
Uit de inhoud van deze berichten in hun onderlinge samenhang bezien volgt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat de man vaak in de auto reed, dat hij de auto als zijn eigendom beschouwde en verder ook dat hij veel boetes veroorzaakt heeft. Ook uit de door de vrouw overgelegde verklaringen van mevrouw [C] , met wie de man gedurende de relatie met de vrouw ook een affectieve relatie onderhield, volgt dat de man in ieder geval zeer regelmatig in de auto reed, deze als de zijne presenteerde en zich niet aan de verkeersregels hield. De man heeft hier amper wat tegenin gebracht. Hij geeft enkel aan dat hij slechts een enkele keer in de auto heeft gereden en dat niet duidelijk is wie de boetes heeft gereden. Tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven berichten die partijen elkaar over en weer over de auto hebben gestuurd kunnen die stellingen van de man niet worden gevolgd.
4.44.
Naar het oordeel van de rechtbank betreft de auto een gezamenlijk door partijen aangeschaft goed waarvan de man het merendeel van de tijd het gebruik heeft gehad. Het bestaan van een bruikleenovereenkomst in de situatie waarbij een goed gezamenlijk is aangeschaft is dan niet aan de orde. Beide partijen zijn door de gezamenlijke aanschaf immers gerechtigd tot het gebruik van de auto. Ten aanzien van de lasten en kosten van de auto, te weten de leasetermijnen, de verzekeringspremies, de wegenbelasting en het onderhoud zijn door partijen geen afspraken op papier gezet. Het is dan voor de rechtbank ook niet na te gaan of deze daadwerkelijk zijn gemaakt. De rechtbank zal ten aanzien van deze kosten bepalen dat deze voor rekening komen van degene die de kosten feitelijk heeft betaald, in dit geval is dit de vrouw. Voor zover zij in dit kader bedragen van de man terugvordert, wordt de vordering afgewezen.
4.45.
Ten aanzien van de kosten voor de verkeersboetes en voor de belastingboete van de leenauto overweegt de rechtbank dat deze kosten voor rekening dienen te komen van degene die deze kosten feitelijk heeft veroorzaakt. Dit vloeit voort uit de eisen van de redelijkheid en billijkheid ex art 6:2 BW. De rechtbank vult de rechtsgronden van de vrouw op grond van artikel 25 Rv hiermee aan. Van partijen die een affectieve relatie met elkaar hebben mag in alle redelijkheid worden verwacht dat zij de ander niet onnodig opzadelen met kosten die zij zelf hebben veroorzaakt. Op grond van de overgelegde stukken (waaronder de hiervoor weergegeven WhatsApp-berichten) staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat de man verantwoordelijk is voor het veroorzaken van de verkeersboetes en ook als bestuurder van de auto betrokken is geweest bij het ongeluk met de auto, waarbij de auto in een greppel terecht is gekomen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de man een bedrag van € 410,16 aan belastingboete voor de leenauto dient terug te betalen aan de vrouw. Ten aanzien van de verkeersboetes heeft de vrouw in productie 17 en 18 stukken overgelegd. Hieruit volgt dat de vrouw de navolgende boetes heeft voldaan:
1. Snelheidsovertreding d.d. 22 augustus 2020 te Antwerpen, België van € 240,00;
2. Verkeersovertreding d.d. 15 september 20202 te Antwerpen, België van € 39,00;
3. Snelheidsovertreding d.d. 10 oktober 2020 te Antwerpen, België van € 53,00;
4. Snelheidsovertreding d.d. 17 oktober 2020 te Frankrijk van € 375/€ 135/€ 90;
5. Snelheidsovertreding d.d. 27 september 2020 te Antwerpen, België van € 173,00;
6. Overschrijving CJIB van € 104,00 d.d. 5 december 2020 zonder onderliggende boete;
7. Overschrijving CJIB van € 150,00 d.d. 8 oktober 2019 zonder onderliggende boete;
8. Overschrijving CJIB van € 66,00 d.d. 8 augustus 2018 zonder onderliggende boete;
9. Een factuur van Renova Goes B.V. (bij welk bedrijf de auto in onderhoud is) van € 258,08 betreffende een doorbelaste boete van het CJIB d.d. 18 september 2020;
10. Een factuur van Renova Goes B.V. (bij welk bedrijf de auto in onderhoud is) van € 152,08 betreffende een doorbelaste boete uit Antwerpen, België.
4.46.
De rechtbank houdt geen rekening met de onder 6 tot en met 8 genoemde boetes, omdat daarvan geen onderliggende stukken zijn bijgevoegd en daarnaast de boetes genoemd onder 7 en 8 dateren van een periode voorafgaande aan de aanschaf van de auto. Ten aanzien van de snelheidsboete van 17 oktober 2020 in Frankrijk houdt de rechtbank rekening met een bedrag van € 90,00. In de strafbeschikking worden een drietal bedragen genoemd die betaald moeten worden afhankelijk van het tijdstip van voldoening. Gelet op de onderlinge verhouding tussen partijen die een affectieve relatie met elkaar onderhouden mag verwacht worden dat zij elkaar niet onnodig met hogere kosten opzadelen door een betalingstermijn te laten verstrijken. Voor zover dat is gebeurd, houdt de rechtbank daarmee geen rekening. De overige boetes met een totaalbedrag van € 1.005,16 behoren allemaal voor rekening van de man te komen. Nu dit bedrag aan boetes volledig door de vrouw zijn betaald, zal de rechtbank bepalen dat de man genoemd bedrag aan de vrouw dient te vergoeden.
De GPS-tracker;
4.47.
De vrouw heeft gevorderd de man te veroordelen een bedrag van € 89,95 aan haar terug te betalen ter zake een door de man via haar bol.com-account bestelde GPS-tracker. De vrouw overlegt ter onderbouwing als productie 7 een factuur van bol.com van 2 juni 2020 en een betaling door de vrouw op 4 juli 2020 over. Volgens de vrouw heeft de man deze GPS-tracker gekocht om de auto van zijn ex-vriendin te traceren. De vrouw ontving een pakketje; de man gaf aan dat hij dat had besteld en heeft het meegenomen. Partijen hebben niet gesproken over de betaling ervan. De man betwist dat hij een GPS-tracker heeft besteld via het account van de vrouw en stelt hier helemaal niet mee bekend te zijn.
4.48.
De rechtbank kan, mede gelet op de betwisting van de man, niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de GPS-tracker die via het bol.com-account van de vrouw is besteld bij de man is terechtgekomen. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat de man uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking nog een bedrag ter zake verschuldigd is aan de vrouw. De rechtbank zal de vordering van de vrouw om die reden dan ook afwijzen.
De kosten van het Turkse consulaat en de vertaalkosten;
4.49.
De vrouw vordert een bedrag van € 103,25 terug van de man ter zake door haar betaalde kosten van het Turkse consulaat en de vertaalkosten. De vrouw verwijst naar de als productie 8 overgelegde facturen ter onderbouwing van deze kosten. De vrouw licht toe dat de man de auto mee op reis wenste te nemen naar Turkije en dat de vrouw daarvoor haar toestemming diende te verlenen. Omdat de vrouw de Turkse taal niet machtig is, moest er ook een tolk aanwezig zijn. De man heeft erkent dat hij genoemde toestemmingsverklaring nodig had. De man betwist echter door de betaling ervan door de vrouw ongerechtvaardigd te zijn verrijkt. Ook zijn de kosten volgens hem onduidelijk.
4.50.
De rechtbank overweegt als volgt. Van onverschuldigde betaling is geen sprake; de facturen diende immers te worden betaald. Evenmin is naar het oordeel van de rechtbank sprake van ongerechtvaardigde verrijking (in de zin dat de man kosten heeft bespaard). In een affectieve relatie is het niet ongebruikelijk dat partners bepaalde kosten voor elkaar voldoen. Dat leidt na het verbreken van die relatie (behoudens bijzondere omstandigheden) niet tot een vergoedingsrecht op grond van ongerechtvaardigde verrijking. Voor zover er in zo’n geval sprake is van verrijking, wordt deze dan immers gerechtvaardigd door hetgeen partijen in het kader van hun affectieve relatie over en weer voor elkaar plegen te doen. In dit geval hebben partijen geen afspraken gemaakt over hoe om te gaan met voor elkaar betaalde kosten. Het ligt dan op de weg van de vrouw gelegen om feiten en omstandigheden te stellen die meebrengen dat met betrekking tot de hier genoemde, door haar ten behoeve van de man gemaakte kosten een vergoedingsrecht bestaat. Naar het oordeel van de rechtbank is de vrouw daarin niet in geslaagd. Gelet op de hoogte van de bedragen en het feit dat niet is gebleken dat de vrouw eerder om terugbetaling van die kosten heeft verzocht moet het ervoor worden gehouden dat zij deze in het kader van de affectieve relatie met de man heeft voldaan. In die affectieve relatie ligt voor deze betaling dan de rechtvaardiging; de vrouw kan deze bedragen nu de relatie is beëindigd dan niet terugvorderen. De rechtbank zal de vordering van de vrouw dan ook afwijzen.
De meubels en de huisraad;
4.51.
De vrouw vordert terugbetaling van een bedrag van € 1.717,49 aan kosten voor inrichting en meubels van de aan de man toebehorende woning aan de [adres] te [woonplaats gedaagde] . De vrouw verwijst ter onderbouwing naar producties 3 en 9. Partijen hadden de intentie om met elkaar te gaan samenwonen in de woning van de man. De vrouw heeft tegen die achtergrond diverse kosten gemaakt voor de inrichting en de meubels. Tot samenwonen is het echter nooit gekomen. De man heeft de woning uiteindelijk verhuurd en de meubels verkocht aan de huurders van het pand. De vrouw is vlak na het beëindigen van de relatie nog langs de woning gereden en heeft toen geconstateerd dat alle spullen die zij heeft aangeschaft nog aanwezig waren in de woning. De vrouw betwist de door haar aangeschafte spullen op enig moment aan de man te hebben geschonken.
4.52.
De man erkent dat de vrouw meubels en huisraad heeft gekocht voor de woning van de man. Bij het verbreken van de relatie heeft de vrouw enkel haar persoonlijke eigendommen uit zijn woning meegenomen. De man heeft de woning vervolgens verhuurd en de huurders hebben de huisraad overgenomen. De vrouw heeft gedurende de relatie nooit gezegd dat zij de door haar gekochte spullen als haar eigendom beschouwde en terug wilde hebben. De man is er daarom van uitgegaan dat hij deze spullen mocht houden. De man meent derhalve niets aan de vrouw verschuldigd te zijn.
4.53.
De rechtbank constateert dat tussen partijen niet in geschil is dat de vrouw diverse meubels en overige inrichting die in de woning van de man staan heeft gekocht en betaald. Op grond van de stellingen van partijen is aan te nemen, dat deze goederen ook aan haar zijn geleverd, en dat zij daarvan eigenaar is. Gesteld noch gebleken is dat de vrouw de goederen op enig moment aan de man heeft geschonken, zodat zij daarvan eigenaar is gebleven. Door de huisraad te verkopen aan de huurder van de woning heeft de man zich de goederen van de vrouw onrechtmatig toegeëigend. Hij dient haar dan ook de waarde van die goederen te vergoeden. De rechtbank zal, nu de waarde van de betreffende goederen op het moment van verkoop niet nader is geconcretiseerd en voorts tweedehands inboedelgoederen een geringe waarde kennen, die waarde in redelijkheid schatten op € 400,00, en de man veroordelen om dat bedrag aan de vrouw te vergoeden.
Resumerend;
4.54.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de man veroordelen tot betaling aan de vrouw van de navolgende bedragen:
- een bedrag van € 14.375,00 ter zake de girale overboekingen;
- een bedrag van € 17.250,00 ter zake de contante betalingen;
- een bedrag van € 10.000,00 ter zake een door de vrouw bij de Rabobank geleend en aan hem uitgekeerd bedrag;
- een bedrag van € 3.632,00 ter zake de rente en kosten voor de lening bij Swish Fund;
- een bedrag van € 410,16 ter zake de belastingboete voor de leenauto;
- een bedrag van € 1.005,16 ter zake de boetes;
- een bedrag van € 400,00 ter zake de meubels en de overige huisraad;
dat wil zeggen in totaal een bedrag van € 47.072,32, te vermeerderen met de – gevorderde en onbetwist gebleven – wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding (12 maart 2021) tot aan de dag van algehele voldoening.
4.55.
In op de aard van deze procedure en de omstandigheid dat deze zijn grondslag vindt in een tussen partijen bestaan hebbende affectieve relatie ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
veroordeelt, uitvoerbaar bij voorraad, de man tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 47.072,32, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2022.
SV