Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 16 juni 2021, alsmede de daarin vermelde stukken;
- de akte van eiseres d.d. 20 september 2021.
2.De feiten
Rabobankd.d. 14 december 2018 met leningnummer 664.887.684,00 ter hoogte van € 10.000,00 bij de Rabobank, welke lening is uitbetaald op een rekeningnummer ten name van de man, zulks onder de vermelding van “ [eiseres] aflossen lening dd 3-8-2017”. De vrouw lost met ingang van 14 januari 2019 maandelijks een bedrag van € 199,43 af;
Ferratum Sweden ABter hoogte van € 5.000,00, welke lening is uitbetaald op een rekeningnummer ten name van de eenmanszaak van de vrouw. De vrouw heeft de lening afgelost. Inclusief rente en kosten heeft zij een bedrag van € 7.066,91 voldaan;
Swish Fundd.d. 23 november 2020 ter hoogte van € 10.000,00, welke lening is uitbetaald op 27 november 2020 op een rekeningnummer ten name van de eenmanszaak van de vrouw. De vrouw dient het bedrag van de lening terug te betalen, alsmede een bedrag van € 650,00 aan afsluitkosten en een bedrag van € 2.982,00 aan premie, in totaal derhalve een bedrag van € 13.632,00.
€ 2.041,20
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 2.000,00(betaald aan de man vanaf de zakelijke rekening van de vrouw)
De vrouw: Ja. Is alleen nog eens bedenken hoe we da gaan doen. Ik denk zaterdagavond want dan moet ze werken volgens mij.
man:oh is goed dan morgen zal hem bericht sturen. Tot hoe laat moet je vandaag.
Swish Fundgeldt dat deze dateert van 27 november 2020. Van die bedragen is niet te zien dat deze direct zijn opgenomen, dan wel overgemaakt aan de man. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat voor zover de vrouw het ontvangen geld uit deze laatste lening aan de man heeft afgedragen/overgemaakt, dit al is meegenomen in de hiervoor besproken vaststaande girale en contante betalingen aan de man, nu deze betalingen in dezelfde periode en vanaf dezelfde bankrekening van de vrouw zijn verricht. Een eventuele afzonderlijke terugbetalingsverplichting voor de man zou leiden tot een dubbeltelling. Voor zover de vrouw terugbetaling van de hoofdsom van deze lening vordert van de man dient dat daarom te worden afgewezen.
Ferratum Sweden ABheeft de vrouw aangegeven dat zij deze lening op 22 februari 2020 heeft afgesloten en op 4 maart 2020 het bedrag heeft opgenomen en afgegeven aan de man. De rechtbank constateert aan de hand van de stukken dat de lening medio februari 2020 moet zijn afgesloten, gelet op de in leningovereenkomst opgenomen 30 dagen termijn en de eerste aflossing door de vrouw op 13 maart 2020. Vervolgens is er op 4 maart 2020 een cashopname geweest vanaf haar rekening bij de Rabobank op 4 maart van € 5.000,00. Uit de door de vrouw overgelegde (en door de man inhoudelijk niet betwiste) WhatsApp berichten hebben partijen met elkaar omtrent leningen gesproken als volgt:
De vrouwstuurt afwijzing lening door van Independer.
Rabobankvan € 10.000,00 staat vast dat deze rechtstreeks is uitbetaald op de bankrekening van de man. De vrouw stelt dat voor dit bedrag hetzelfde geldt als voor de overige betalingen aan de man, te weten dat dit bedrag zonder rechtsgrond en derhalve onverschuldigd is betaald aan de man. De man dient het bedrag aan haar terug te betalen. De verklaring die partijen hebben opgesteld, zoals overgelegd als productie 20, waarbij de vrouw aangeeft het bedrag aan de man schuldig te zijn, is volgens de vrouw gefingeerd. De Rabobank wilde de vrouw in eerste instantie geen lening verstrekken, omdat zij dit, gelet op de jaarcijfers van haar onderneming, niet nodig zou hebben. Zij had immers een goedlopend bedrijf. De man betwist dat de lening is gefingeerd. Het ging niet goed met de onderneming van de vrouw en zij kwam steeds geld tekort. De man heeft toen € 10.000,00 in contanten aan de vrouw gegeven. Een deel van dat bedrag, circa € 4.000,00, had de man via zijn zus verkregen, het andere deel had hij gespaard. Toen zijn zus het geld terug wilde hebben, heeft de vrouw de lening bij de Rabobank afgesloten. Dat is een keuze van de vrouw geweest. De man heeft € 10.000,00 aan de vrouw uitgeleend en uiteindelijk € 10.000,00 terugbetaald gekregen. Er was dus sprake van een rechtsgrond voor de betaling, zodat niet onverschuldigd is betaald en de man is niet ongerechtvaardigd verrijkt. Een en ander blijkt volgens de man voldoende uit de door de vrouw overgelegde verklaring. De man is evenwel bereid nader bewijs aan te leveren door te laten zien dat er geld is gepind.