4.3.1De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Het verweer tot bewijsuitsluiting
Nu de rechtbank heeft geconstateerd dat er geen sprake is van vormverzuimen, zal de rechtbank het verweer van de verdediging tot bewijsuitsluiting verwerpen.
Tenlastegelegde onder feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 13 januari 2022 een aanrijding heeft plaatsgevonden te Hoogerheide. Verdachte is op deze avond de parkeerplaats opgereden van de [bedrijf] en is daarna klemgereden door een andere auto waarin verbalisant [naam 2] reed. De auto’s hebben op enig moment met de neuzen tegenover elkaar gestaan waarna verdachte zijn auto heeft gekeerd om de parkeerplaats af te rijden. Verbalisant [naam 1] bevond zich op de parkeerplaats bij of in de buurt van de uitgang, werd door verdachte geraakt en is hierbij op de motorkap van de auto van verdachte terecht gekomen. De vraag die moet worden beantwoord, is of de tenlastegelegde gedraging bewezen is en welk strafbaar feit dit oplevert.
OpzetMet de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van verbalisant [naam 1] , zodat verdachte zal worden vrijgesproken van poging doodslag.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank voorts van oordeel dat verdachte evenmin vol opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan verbalisant [naam 1] . Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte willens en wetens zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen aan verbalisant [naam 1] .
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank dient tot slot de vraag te beantwoorden of voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan worden bewezen. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gevolg zal intreden.
Aanmerkelijke kans op gevolg
Of een gedraging een aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij wilde vluchten van de parkeerplaats waar hij op dat moment reed. Het was blijkens het proces-dossier op dat moment rond 7 uur in de avond en het betrof een parkeerplaats van een supermarkt waar het rond dit tijdstip druk kan zijn. De rechtbank overweegt dat op een dergelijke locatie niet harder dient te worden gereden dan stapvoets gezien het feit dat er mensen op de parkeerplaats kunnen lopen en van tussen de geparkeerde auto’s kunnen verschijnen. Verdachte reed volgens de verklaring van getuige [getuige] “met een flinke snelheid, ik bedoel hiermee harder dan je normaal op een parkeerplaats zou rijden”.
Daarnaast moet verdachte hebben geweten dat er politie in de buurt was die hem mogelijk de weg wilde blokkeren om hem aan te houden, nu verdachte de sirene van de auto van verbalisant [naam 2] moet hebben gehoord. Getuige [naam 2] heeft verklaard dat zij de sirene heeft aangezet toen zij tegenover verdachte stond en getuige [getuige] heeft verklaard dat hij de sirenes hoorde en zag dat verdachte een aantal seconden later de parkeerplaats probeerde af te rijden. De rechtbank stelt vast dat verdachte met een hogere snelheid dan stapvoets heeft gereden op een parkeerplaats van een supermarkt dan men normaal zou doen, waarbij personen van tussen geparkeerde auto’s kunnen verschijnen en ook dat hij moet hebben geweten dat politie hem de weg zou kunnen (proberen te) blokkeren. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er een aanmerkelijke kans bestond dat er iemand in de buurt van zijn auto zou zijn die zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Aanvaarding aanmerkelijke kans
Deze aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dient echter ook door verdachte bewust te zijn aanvaard, hetgeen kan worden vastgesteld door onder andere verklaringen van getuigen en de uiterlijke verschijningsvorm.
Zowel getuige [getuige] als de beide verbalisanten zijn stellig in hetgeen zij hebben verklaard. De verklaringen lopen echter uiteen waarbij getuige [getuige] bij de rechter-commissaris nogmaals heeft benadrukt dat verdachte heeft geremd en dat verdachte verbalisant [naam 1] heeft proberen te ontwijken door naar links te sturen. Dit komt overeen met hetgeen verdachte heeft verklaard. Verbalisanten [naam 2] en [naam 1] verklaren juist dat verdachte niet heeft geremd en naar rechts stuurde waarbij hij verbalisant [naam 1] heeft geraakt. De rechtbank kan, gezien deze verschillende lezingen van het ongeval, niet vaststellen wat er daadwerkelijk is gebeurd en kan onder deze omstandigheden dan ook geen oordeel geven over de vraag of verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. De rechtbank kan niet uitsluiten dat er sprake is geweest van een onbedoelde gelijktijdige beweging van zowel verdachte als verbalisant [naam 1] , waarbij verdachte verbalisant heeft proberen te ontwijken en verbalisant [naam 1] , uit een schrikreactie, naar dezelfde kant is gesprongen, hetgeen ook wordt verklaard door getuige [getuige] . In dat geval zou er weliswaar sprake zijn van wetenschap van een aanmerkelijke kans op het gevolg, maar zou verdachte ervan uit zijn gegaan dat het gevolg door zijn uitwijkmanoeuvre niet zou intreden. Dit zou bewuste schuld opleveren (met – grove - onachtzaamheid handelen), maar niet voorwaardelijk opzet op zware mishandeling.
Gezien het bovenstaande kan de rechtbank, op basis van de bewijsmiddelen, niet vaststellen dat er aan de zijde van verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Tenlastegelegde onder feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde feit. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de substantie die is aangetroffen op het parkeerterrein daadwerkelijk cocaïne betrof en dat deze substantie aan verdachte heeft toebehoord.
Tenlastegelegde onder feit 3
Verdachte heeft het aan hem primair ten laste gelegde feit onder 3 bekend. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, afkomstig uit het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2022011897 van de politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 t/m 141. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 1 september 2022;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 14 januari 2022, opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal bevindingen d
Tenlastegelegde onder feit 4
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er vrijspraak dient te volgen van het onder feit 4 tenlastegelegde feit. In het procesdossier ontbreekt het besluit tot schorsing van het rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Evenmin volgt daaruit dat het besluit aan verdachte bekend is gemaakt.