Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2022 in de zaak tussen
[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser
Het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Dat betekent dat eiser van de rechtbank geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
Beroepsgronden
Beoordeling door de rechtbank
5 september 2019met € 80,00 gekort
.De rechtbank heeft die korting onterecht gevonden, zodat eiser recht heeft op een nabetaling over de ten onrechte gekorte periode. Het geschil over de hoogte van de nabetaling ziet alleen op de maand september 2019. Eiser stelt dat Orionis zijn uitkering in die maand ook met € 80,00 heeft gekort, zodat hij over die maand recht heeft op een nabetaling van € 80,00 en niet op een nabetaling naar rato van € 69,33. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt. Van belang is dat de nabetaling over de maand september 2019 ziet op de periode van 5 september 2019 tot en met 30 september 2019. Dat is geen volledige maand, maar een deel van de maand, namelijk 26 dagen. De nabetaling over de periode van 5 tot en met 30 september is dan ook terecht naar rato berekend: waar eiser over een gehele maand recht heeft op € 80,00 is dat bij 26 dagen (€80/30 x 26 =) € 69,33.
uitgaande van een volledige uitkeringsmaand,is dan (€ 1.030,42 – € 135,00 =) € 895,42. Uit de door eiser overgelegde uitkeringsspecificatie van de maand september 2019 blijkt dat eiser over die maand een bedrag van € 776,03 heeft ontvangen. Dat bedrag vloeit voort uit het feit dat de uitkering in de maand september 2019 niet over 30 dagen, maar over 26 dagen is uitbetaald: € 895,42/30x26 = € 776,03. Ook hieruit vloeit voort dat eiser in de maand september 2019 niet over 30 maar over 26 dagen een uitkering heeft ontvangen. Linksom of rechtsom is de conclusie dat de nabetaling over deze maand naar rato diende plaats te vinden.
- “ het dagelijks bestuur beperkt de terugvordering van meneer [naam eiser] tot de kosten van de verleende bijstand over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2018;
- De terugvordering is gebaseerd op een boete-waardige gedraging en is geen fraudevordering;”
Conclusie