ECLI:NL:RBZWB:2022:5445
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 19 september 2022, wordt het beroep van eiser behandeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser heeft een verzoek tot herbeoordeling van zijn situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag ingediend op 2 december 2020. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist op dit verzoek, aangezien de wettelijke termijn van zes maanden voor het nemen van een besluit op 2 juni 2021 is verstreken. Eiser heeft de Belastingdienst op 26 april 2022 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen.
De rechtbank stelt vast dat het beroep gegrond is, omdat de Belastingdienst in gebreke is gebleven. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen tien weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook zijn griffierecht van € 50,- vergoed en een proceskostenvergoeding van € 379,50, omdat de rechtbank de zaak als licht heeft aangemerkt.
De rechtbank benadrukt dat de termijn voor het nemen van een besluit recht moet doen aan zowel de mogelijkheden van de Belastingdienst om op de aanvraag te beslissen als het belang van eiser om tijdig een beslissing te ontvangen. De rechtbank wijst het verzoek van de Belastingdienst om een langere termijn af, omdat dit te onbepaald zou zijn. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.