In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 september 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende vervangende toestemming voor een medische behandeling van een minderjarige, hierna te noemen [roepnaam minderjarige]. De vader, die het gezag over [roepnaam minderjarige] uitoefent, heeft geweigerd toestemming te geven voor de noodzakelijke traumatherapie, ondanks dat de minderjarige zelf deze behandeling wenst. De gecertificeerde instelling (GI) heeft het verzoek ingediend, omdat de vader twijfelt aan de medische noodzaak en denkt dat de minderjarige is beïnvloed door de pleegouders. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarige apart is gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [roepnaam minderjarige] lijdt aan herbelevingen en concentratieproblemen, wat zijn gezondheid ernstig in gevaar kan brengen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de behandeling noodzakelijk is en heeft de GI vervangende toestemming verleend voor de medische behandeling, die op 14 september 2022 zal starten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de behandeling kan doorgaan, ook al is er bezwaar van de vader. De kinderrechter heeft benadrukt dat de toestemming ook geldt voor een eventuele vervanger van de behandelend arts.