ECLI:NL:RBZWB:2022:5507

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
21/1965 en 21/1966
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid belastingrechter bij verzoek om ambtshalve vermindering van aanslagen vennootschapsbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 30 september 2022, gaat het om de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De beroepen zijn ingediend tegen de afwijzing van verzoeken om ambtshalve vermindering van aanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2013-2014 en 2015. De inspecteur had de verzoeken afgewezen, omdat deze niet voor bezwaar vatbaar waren. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de inspecteur verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk.

De rechtbank heeft de beroepen op 16 september 2022 behandeld, maar constateerde dat zij onbevoegd was om de zaken te behandelen. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de inspecteur op een verzoek om ambtshalve vermindering een beschikking betreft als bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), waartegen geen beroep openstaat bij de belastingrechter. De rechtbank concludeerde dat belanghebbende zich tot de burgerlijke rechter moest wenden om de rechtmatigheid van de beslissingen van de inspecteur aan te vechten.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaarde zich onbevoegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/1965 en 21/1966
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], gevestigd te [plaats 1] , belanghebbende
(gemachtigde: R.A.A. van de Mortel),
en
De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
Deze uitspraak gaat over de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 24 maart 2021 (21/1965) en 23 maart 2021 (21/1966).
1.2.
De uitspraken op bezwaar hebben betrekking op de door belanghebbende bij brief van 28 december 2020 ingediende verzoeken om ambtshalve vermindering van de aan haar opgelegde aanslagen vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) voor het tijdvak 1 november 2013 tot en met 31 december 2014 (hierna: de aanslag Vpb 2013-2014) en het jaar 2015 (hierna: de aanslag Vpb 2015) alsmede de gelijktijdig met de vaststelling van die aanslagen opgelegde verzuimboetes en in rekening gebrachte belastingrente.
1.3.
De inspecteur heeft het verzoek om ambtshalve vermindering voor zover dat ziet op de aanslag Vpb 2013-2014 bij brief van 22 januari 2021 afgewezen. Met betrekking tot het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag Vpb 2015 heeft de inspecteur aan belanghebbende bij afzonderlijke brief van 22 januari 2021 medegedeeld dat haar brief niet verder in behandeling wordt genomen in verband met een reeds eerder als verzoek om ambtshalve vermindering aangemerkt bezwaar en de afwijzing daarvan.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de brieven van 22 januari 2021 bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat de beslissingen niet voor bezwaar vatbaar zijn.
1.5.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met verweerschriften.
1.6.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 september 2022 op zitting behandeld. Aldaar is verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [inspecteur] .
1.7.
De gemachtigde van belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 5 juli 2022 op het adres [adres] te [postcode] [plaats 2] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Namens belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niemand verschenen. Nu uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 6 juli 2022 aan belanghebbende op dit adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Voordat de rechtbank aan het inhoudelijk vraagstuk kan toekomen, dient de rechtbank onder meer de vraag te beantwoorden of de belastingrechter bevoegd is kennis te nemen van deze zaken.
2.2.
De beslissing van de inspecteur op een verzoek om ambtshalve vermindering als hiervoor opgenomen, betreft een beschikking als bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Tegen een dergelijke beschikking staat geen beroep open bij de belastingrechter. Beroep staat namelijk alleen open – voor zover van belang – tegen een beschikking die in de wet expliciet is aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking. Een beschikking op grond van artikel 65 van de AWR is niet als zodanig aangemerkt. Aangezien de onderhavige beroepen zich richten tegen dergelijke beschikkingen, is de rechtbank onbevoegd. [1] Indien belanghebbende de rechtmatigheid van de beslissingen van de inspecteur om niet over te gaan tot ambtshalve vermindering aan de rechter wil voorleggen, moet zij zich wenden tot de burgerlijke rechter. [2]
2.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3.Conclusie en gevolgen

De rechtbank is onbevoegd. Zij kan de zaken dus niet behandelen. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

4.Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier, op 30 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2016:1966.
2.Vgl. Hoge Raad van 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1797 en de uitspraak van Hof ’s-Hertogenbosch van 19 december 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:5407.