ECLI:NL:RBZWB:2022:5510

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
21/2962
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verzuimboete opgelegd aan een in de Verenigde Staten woonachtige belastingplichtige

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende, woonachtig in de Verenigde Staten, tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 3.724, en gelijktijdig een verzuimboete van € 385 opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte. De belanghebbende had de aangifte pas op 23 maart 2021 ingediend, terwijl deze voor 19 maart 2021 had moeten zijn ingediend. De inspecteur verklaarde het bezwaar van de belanghebbende ongegrond, waarna de belanghebbende in beroep ging.

De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2022 behandeld. De rechtbank oordeelt dat de verzuimboete terecht is opgelegd, omdat de belanghebbende niet tijdig aangifte heeft gedaan. De rechtbank overweegt dat de belanghebbende niet alle zorg heeft betracht die in redelijkheid van haar kon worden gevergd om ervoor te zorgen dat tijdig aangifte werd gedaan. De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende in het voorafgaande jaar ook was uitgenodigd tot het doen van aangifte en dat dit toen tijdig is gedaan. De rechtbank kan de stelling van de belanghebbende dat zij overvallen was door de correspondentie van de Belastingdienst niet goed plaatsen, aangezien er geen verplicht ander toezendadres was dan dat van de belanghebbende zelf.

De rechtbank concludeert dat de verzuimboete van € 385 passend en geboden is, en verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat de verzuimboete gehandhaafd blijft en dat de belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt, noch een vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, en openbaar gemaakt op 30 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2962
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats] (Verenigde Staten), belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 1 juli 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting (IB) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 3.724. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur aan belanghebbende een verzuimboete van € 385 opgelegd.
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur] .

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende woonde het gehele jaar 2019 in de Verenigde Staten.
2.2.
Belanghebbende is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte IB voor het jaar 2019. In de aanmaning staat vermeld dat de aangifte voor 19 maart 2021 moet zijn ontvangen door de inspecteur.
2.3.
Belanghebbende heeft op 23 maart 2021 de aangifte IB voor het jaar 2019 ingediend.
2.4.
De definitieve aanslag IB voor het jaar 2019 is met dagtekening 22 mei 2021 overeenkomstig de aangifte aan belanghebbende opgelegd. Het bedrag van de aanslag is nihil. Bij de aanslag is een verzuimboete opgelegd van € 385, vanwege het niet tijdig indienen van de aangifte.
2.5.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de verzuimboete gehandhaafd.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de verzuimboete terecht is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de verzuimboete terecht aan belanghebbende is opgelegd
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de verzuimboete terecht opgelegd?
3.3.
Aan de belastingplichtige, die is uitgenodigd tot het doen van aangifte en die de aangifte niet, dan wel niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn heeft gedaan, kan een verzuimboete worden opgelegd. [1] Ter zake van een aangifteverzuim legt de inspecteur een verzuimboete op van zeven procent van het wettelijk maximum van € 5.514, ofwel € 385. [2]
3.4.
Vast staat dat belanghebbende niet tijdig aangifte heeft gedaan. De verzuimboete is in beginsel dan ook terecht aan belanghebbende opgelegd. Opzet of schuld is niet vereist voor het opleggen van een verzuimboete. Wel moet een boete achterwege blijven bij afwezigheid van alle schuld (avas).
3.5.
Belanghebbende stelt dat zij inwoner is van de Verenigde Staten, een leeftijd heeft van 77 jaar en de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Zij is lange tijd niet in Nederland geweest en heeft al jaren niets van de Belastingdienst vernomen. Belanghebbende voelde zich overvallen door de brieven van de Belastingdienst en wist zich er geen raad mee. Voor de toekomst is geregeld dat er tijdig aangiften zullen worden ingediend. Volgens belanghebbende treft haar geen schuld dat zij over het onderhavige jaar slechts een aantal dagen te laat aangifte heeft gedaan.
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat de verzuimboete terecht is opgelegd. De rechtbank overweegt daartoe dat belanghebbende niet alle zorg heeft betracht die in redelijkheid van haar kon worden gevergd om ervoor te zorgen dat tijdig aangifte werd gedaan. Ter zitting is gebleken dat belanghebbende in ieder geval voor het voorafgaande jaar eveneens was uitgenodigd tot het doen van aangifte en dat dat toen tijdig is gedaan. De rechtbank kan de stelling van belanghebbende dat zij dit jaar zou zijn overvallen door de correspondentie van de Belastingdienst dan ook, zonder nadere motivering, niet goed plaatsen. Aangezien er geen sprake was van een verplicht ander toezendadres dan dat van belanghebbende, heeft de inspecteur alle correspondentie terecht aan belanghebbende verstuurd. Dat belanghebbende deze stukken pas in maart 2021 heeft doorgestuurd aan haar gemachtigde – wanneer exact is onduidelijk gebleven maar kennelijk te laat om tijdig aangifte te doen - dient voor haar rekening en risico te blijven. De omstandigheid dat de aangifte vervolgens slechts enkele dagen na de in de aanmaning gestelde termijn is ingediend, is geen grond om de boete te vernietigen dan wel te verlagen. De verzuimboete heeft immers tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen, zodat belastingplichtigen hun wettelijke verplichtingen nakomen. Daarom rechtvaardigt het enkele niet voldoen aan de fiscale verplichting een verzuimboete. De rechtbank acht de verzuimboete van € 385 passend en geboden.

4.Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verzuimboete gehandhaafd blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier, op 30 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Artikel 67a van de AWR in samenhang met artikel 9, derde lid, van de AWR.
2.Paragraaf 21 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.