ECLI:NL:RBZWB:2022:5514

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5149
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een WW-uitkering aanvraag

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Eiseres had op 14 februari 2021 een WW-uitkering aangevraagd, maar het UWV had deze aanvraag niet in behandeling genomen wegens het ontbreken van informatie. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2022 behandeld, waarbij mr. H.J.J. Verhoeven namens het UWV aanwezig was.

Eiseres is sinds 1 mei 2008 in dienst bij [naam bedrijf 1] en heeft haar aanvraag voor een WW-uitkering ingediend omdat zij vanaf 15 december 2020 urenverlies had door de sluiting van [naam bedrijf 2] vanwege coronamaatregelen. Het UWV heeft echter aangegeven dat er uit de polisadministratie niet blijkt dat er urenverlies is ingetreden en dat het volledige loon tot en met 31 januari 2021 door [naam bedrijf 1] is doorbetaald. Eiseres heeft niet de benodigde documenten overgelegd die aantonen dat zij minder is gaan werken dan de contractueel vastgelegde 20 uur per week.

De rechtbank oordeelt dat het UWV de aanvraag op grond van artikel 4:5, eerste lid onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling heeft kunnen stellen, omdat de verstrekte gegevens onvoldoende waren voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 22 september 2022 en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5149 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres,

en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
In het besluit van 14 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 7 juni 2021 (primair besluit) ongegrond verklaard. Eiseres heeft daar beroep tegen ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2022 op zitting behandeld. Hierbij was aanwezig mr. H.J.J. Verhoeven namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
1. Eiseres is sinds 1 mei 2008 in dienst bij [naam bedrijf 1] . Op 14 februari 2021 heeft zij een WW-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 2 maart 2021 heeft het UWV de aanvraag niet in behandeling genomen wegens het ontbreken van informatie.
Op 19 mei 2021 heeft eiseres wederom een WW-uitkering aangevraagd. Bij brief van 21 mei 2021 heeft het UWV verzocht om aanvullende gegevens. Op 27 mei 2021 heeft eiseres enkele stukken overgelegd.
Met het primaire besluit heeft het UWV de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat niet de juiste informatie is ontvangen om het recht op WW vast te kunnen stellen. Eiseres heeft daar bezwaar tegen gemaakt.
Bij brief van 9 september 2021 heeft het UWV eiseres verzocht om aanvullende informatie. Daarop heeft eiseres wederom enkele stukken overgelegd.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Beroepsgronden
2. Eiseres voert aan dat zij de arbeidsovereenkomst met [naam bedrijf 1] niet meer voorhanden heeft. Wel overlegt zij haar salarisstroken over de periode van december 2020 tot en met november 2021. Daaruit blijkt ook dat zij per 1 oktober 2020 20 uur per week voor [naam bedrijf 1] is gaan werken. Daarvan werkte zij 10 uur op de werkplek bij [naam bedrijf 2] . [naam bedrijf 2] moest vanaf half december 2020 echter enige tijd sluiten in verband met de coronamaatregelen. In eerste instantie had [naam bedrijf 1] nog een alternatief voor eiseres voorhanden, daarna niet meer. Zij is toen voor de keuze gesteld om verlofuren op te nemen met behoud van loon of om onbetaald verlof op te nemen. Zij heeft ervoor gekozen eerst haar verlofuren op te nemen. Daarna heeft zij onbetaald verlof opgenomen. Eiseres kan dan ook geen ontslagbrief overleggen: zij is niet ontslagen door [naam bedrijf 1] , zij heeft alleen tijdelijk minder gewerkt.
Beoordelingskader
3. Op grond van artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Beoordeling
4. Niet in geschil is dat eiseres sinds 1 oktober 2020 voor 20 uur per week in dienst is bij [naam bedrijf 1] . Eiseres heeft WW aangevraagd omdat er volgens haar vanaf 15 december 2020 sprake was van urenverlies door de sluiting van [naam bedrijf 2] . In de brief van 9 september 2021 heeft het UWV aangegeven dat uit de polisadministratie niet blijkt dat er urenverlies is ingetreden. In ieder geval is tot en met 31 januari 2021 het volledige loon doorbetaald door [naam bedrijf 1] . Het UWV heeft eiseres daarom mogen verzoeken om stukken waaruit blijkt dat zij minder is gaan werken dan de contractueel vastgelegde 20 uur en stukken waaruit blijkt welke afspraken zij daarover met [naam bedrijf 1] heeft gemaakt. Ondanks dat zij daartoe meerdere malen door het UWV in de gelegenheid is gesteld, heeft eiseres die stukken niet overgelegd. Het UWV heeft de aanvraag daarom op grond van artikel 4:5, eerste lid onder c, van de Awb buiten behandeling kunnen stellen.
5. Zoals het UWV in het verweerschrift terecht stelt, komt het voor risico van [naam bedrijf 1] als eiseres door de coronamaatregelen de bedongen arbeid niet (in volle omvang) kon verrichten. Zij had in die situatie in beginsel recht op loondoorbetaling voor de 20 uur per week die zij in dienst is bij [naam bedrijf 1] . Als [naam bedrijf 1] deze loonkosten niet kon dragen, had daarvoor NOW aangevraagd kunnen worden. De rechtbank acht het raadzaam als eiseres zich met deze informatie tot haar werkgever wendt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond.
7. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 22 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.