In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 5 maart 2020, waarin haar aanspraak op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd afgewezen. De rechtbank heeft op 22 september 2022 uitspraak gedaan na een eerdere tussenuitspraak op 8 maart 2022, waarin werd vastgesteld dat het medisch onderzoek door het UWV niet volledig en zorgvuldig was uitgevoerd. Eiseres is op 26 januari 2022 verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl het UWV werd vertegenwoordigd door een jurist. De werkgever van eiseres was niet aanwezig.
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak het UWV de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het UWV heeft echter niet aan de motiveringsplicht voldaan en heeft onvoldoende bewijs geleverd dat eiseres in staat is om te knielen of te hurken, zoals vereist volgens de geldende definities. De rechtbank heeft geoordeeld dat de conclusies van de verzekeringsarts b&b niet voldoende zijn onderbouwd en dat eiseres niet in staat is om zelfstandig te knielen of te hurken.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en het UWV opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 2.667,89. De rechtbank heeft ook het griffierecht van € 48,00 aan eiseres toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan tegen deze beslissing.