ECLI:NL:RBZWB:2022:556

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
BRE-21_2198
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze zaak heeft de belanghebbende een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst, die betrekking had op een beschikking van aansprakelijkstelling. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroepschrift doorgezonden naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die bevoegd is om het beroep te behandelen. De uitspraak op bezwaar dateert van 5 november 2020, en de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 17 december 2020. Het beroepschrift is echter pas op 19 januari 2021 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het indienen van het beroepschrift dwingend is en dat bij termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring volgt, tenzij er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. De belanghebbende heeft aangevoerd dat ziekte de reden was voor de late indiening van het beroepschrift, maar de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te kwalificeren. De rechtbank wijst erop dat de uitspraak op bezwaar naar het kantooradres van de belanghebbende is verzonden, waar ook een administratiekantoor is gevestigd, en dat er gedurende de bezwaarprocedure communicatie heeft plaatsgevonden.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat er geen omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen en openbaar gemaakt op 4 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/2198
uitspraak van 4 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,
en

de ontvanger van de Belastingdienst,

de ontvanger.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen een beschikking aansprakelijkstelling. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroepschrift doorgezonden naar deze rechtbank omdat deze rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen.
De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 5 november 2020. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op 17 december 2020. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het beroepschrift is op 19 januari 2021 bij de rechtbank Oost-Brabant ontvangen. Het beroepschrift is daarom niet tijdig ingediend.
De wetsartikelen over beroepstermijnen zijn dwingend van aard. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
Namens belanghebbende is aangevoerd dat door ziekte van belanghebbende er pas laat kon worden gereageerd. De urgentie was niet bekend omdat belanghebbende niet kon worden bevraagd.
De rechtbank is van oordeel dat deze redenen de overschrijding niet verschoonbaar maken. De rechtbank legt dit uit.
De uitspraak op bezwaar is verzonden naar het kantooradres van belanghebbende, waar een administratiekantoor is gevestigd. Naar aanleiding van de uitspraak op bezwaar is gereageerd namens belanghebbende door onder meer het instellen van beroep. Ook gedurende de bezwaarprocedure heeft steeds communicatie plaatsgevonden met het administratiekantoor.
De rechtbank heeft begrip voor de moeilijke omstandigheden van belanghebbende. Wat belanghebbende aanvoert is echter geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding. Op basis van wat belanghebbende aanvoert, kan niet worden geconcludeerd dat het niet mogelijk is geweest dat door of namens belanghebbende tijdig een beroepschrift kon worden ingediend. Er zijn dus geen omstandigheden komen vast te staan op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Het beroep is daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, kennelijk niet-ontvankelijk.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 4 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.