In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die dubbele kinderbijslag voor haar dochter verzocht, en de Sociale Verzekeringsbank (Svb), die dit verzoek had afgewezen. Eiseres had in maart 2021 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor haar dochter, die autisme en hoogbegaafdheid heeft. De Svb weigerde de aanvraag, omdat volgens het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) de dochter niet voldeed aan de voorwaarden voor intensieve zorg, zoals vereist voor de toekenning van dubbele kinderbijslag.
Eiseres voerde aan dat haar dochter intensieve zorg nodig heeft en dat het beoordelingskader van het CIZ te streng is. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en de bevindingen van het CIZ zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeerde dat de Svb zich terecht op het advies van het CIZ heeft gebaseerd, aangezien er geen reden was om aan de zorgvuldigheid van het onderzoek te twijfelen. De rechtbank oordeelde dat de dochter van eiseres op de peildatum, 1 januari 2021, niet zodanig ernstig beperkt was in haar dagelijks functioneren dat de verzorging door eiseres in ernstige mate was verzwaard.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de aanvraag om dubbele kinderbijslag terecht was afgewezen. Eiseres werd erop gewezen dat zij een nieuwe aanvraag kan indienen als de zorgbehoefte van haar dochter na 1 januari 2021 is toegenomen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken.