In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 september 2022, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV van 15 juli 2021 beoordeeld. Het UWV had eisers bezwaren tegen een eerder besluit van 1 juni 2021 ongegrond verklaard, waarbij het prepensioen van eiser met ingang van 1 april 2021 in mindering werd gebracht op zijn WW-uitkering. Eiser stelt dat deze verrekening in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat hij heeft gekozen voor maandelijkse uitbetaling van zijn prepensioen, terwijl anderen die voor een eenmalige uitbetaling hebben gekozen, niet met deze korting te maken hebben. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser en concludeert dat de wetgeving, die bepaalt dat prepensioen in mindering wordt gebracht op de WW-uitkering, correct is toegepast door het UWV. De rechtbank wijst erop dat er geen objectieve en redelijke rechtvaardiging is voor de door eiser gestelde ongelijke behandeling. De rechtbank oordeelt dat de keuze van eiser voor maandelijkse uitbetaling niet leidt tot een uitzondering op de hoofdregel van verrekening. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en er geen reden is voor een proceskostenveroordeling.