ECLI:NL:RBZWB:2022:5606

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de toekenning van een WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het UWV

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 28 september 2022, staat de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het UWV centraal. Eiser, die sinds 1 januari 1995 als allround medewerker/chauffeur werkzaam was, heeft zich op 24 september 2018 ziekgemeld. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering, heeft het UWV op 1 december 2020 een uitkering toegekend, waarbij de arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 80 tot 100%. Eiser ging echter in beroep tegen het besluit van 7 juni 2021, waarin het UWV zijn bezwaar ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld, omdat er geen spreekuurcontact heeft plaatsgevonden met een geregistreerde verzekeringsarts. Dit is in strijd met de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser had moeten uitnodigen voor een fysiek spreekuur om de medische situatie adequaat te kunnen beoordelen. De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen, met de mogelijkheid voor eiser om te reageren op de herstelpoging. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3021

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. G.J. van Dijk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Met het besluit van 1 december 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 80 tot 100%.
Met het besluit van 7 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Teamszitting van 13 september 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat ging aan deze procedure vooraf?

1. Eiser werkte sinds 1 januari 1995 fulltime als allround medewerker/chauffeur bij [B.V.] Hij heeft zich op 24 september 2018 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Op 7 juli 2020 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Het UWV heeft vervolgens een medisch onderzoek verricht.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser telefonisch gesproken en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen zijn per 21 september 2020 (de datum in geding). De verzekeringsarts heeft eiser op medische gronden volledig arbeidsongeschikt geacht. De beperkingen zijn nog niet duurzaam. Daarom krijgt eiser per 21 september 2020 een loongerelateerde Werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGA-uitkering) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bevestigd dat er sprake is van volledige, maar geen duurzame arbeidsongeschiktheid. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiser?

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Voor zover thans van belang, stelt eiser dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is verricht. Hij is zowel tijdens de primaire beoordeling als in bezwaar niet gezien of lichamelijk onderzocht door een verzekeringsarts. Verder stelt eiser dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen overleg heeft gevoerd met de behandelend specialist.

Waarover gaat het in deze zaak?

6. Om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) moet vast komen te staan dat eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, wanneer diegene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Op grond van het derde lid van dit artikel wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
7. Niet in geschil is dat eiser op de datum in geding volledig arbeidsongeschikt is. De verzekeringsartsen hebben gesteld dat eiser op de datum in geding geen benutbare mogelijkheden heeft en dit wordt niet betwist door eiser. De vraag die de rechtbank in dit geding moet beantwoorden is of de volledige arbeidsongeschiktheid van eiser op 21 september 2020 ook duurzaam is of niet.

Wat vindt de rechtbank?

8. Aan een oordeel over de vraag of het UWV kan worden gevolgd in zijn standpunt dat de volledige arbeidsongeschiktheid van eiser per 21 september 2020 niet duurzaam is, kan de rechtbank op dit moment niet toekomen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek, dat aan dit standpunt ten grondslag ligt, onvoldoende zorgvuldig is geweest en dat daarmee de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk is. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
9. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts heeft volstaan met een telefonisch spreekuur en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische beoordeling heeft gedaan op basis van de stukken.
10. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] volgt dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar met zich brengt dat in situaties als de onderhavige, waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
11. De rechtbank acht het volgende van belang. Vast staat dat eiser bij brief van 19 maart 2021 is uitgenodigd voor de hoorzitting en dat in deze brief uitdrukkelijk is vermeld dat eiser er rekening mee moet houden dat de aan de hoorzitting deelnemende verzekeringsarts bezwaar en beroep hem aansluitend medisch kan onderzoeken. Vast staat ook dat eiser om zijn moverende redenen niet is verschenen bij de hoorzitting. In het verslag van de hoorzitting op 3 mei 2021 is vermeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser had willen zien en onderzoeken, maar dat dat kennelijk niet is gelukt omdat eiser niet is verschenen. Zoals het UWV ter zitting heeft toegelicht was er aanleiding om lichamelijk onderzoek te verrichten voor het opstellen van een fictieve FML in verband met de artroseklachten. Doordat eiser niet is verschenen is er – zo het UWV ter zitting naar voren heeft gebracht – ook geen mogelijkheid geweest voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep om het dagverhaal en de ervaren belemmeringen uit te vragen. Anders dan het UWV voorstaat oordeelt de rechtbank dat het niet verschijnen bij de hoorzitting niet maakt dat om die reden afgezien had kunnen worden van een spreekuurcontact met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ook dat, zoals in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 1 juni 2021 staat, telefonisch contact geen mogelijkheid was, vanwege slechte bereikbaarheid van eiser, en het stellen van schriftelijke vragen via de gemachtigde onwenselijk was, is in dit verband naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende reden om af te zien van het houden van het benodigde spreekuur. Niet duidelijk is waarom eiser niet alsnog is uitgenodigd voor een fysiek spreekuur bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat daarvoor geen mogelijkheden bestonden of eiser niet bereid was om daaraan mee te werken, is niet gebleken.
12. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, mede in het licht van het in overweging 6 uiteengezette beoordelingskader, had het had op de weg gelegen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep om eiser alsnog op te roepen voor een fysiek spreekuur en in die zin te voldoen aan de onderzoeksplicht van het UWV. De rechtbank weegt daarin mee dat voor het vaststellen van de duurzame beperkingen ten gevolge van artrose een lichamelijk onderzoek de voorkeur heeft, om de beperkingen van eiser aan (onder andere) de rug, ellebogen, enkels, voeten en polsen te kunnen onderzoeken.
13. Dit betekent ook dat de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde motivering niet deugdelijk is.
14. Naar het oordeel van de rechtbank berust het bestreden besluit daarom niet op een zorgvuldig onderzoek en deugdelijke motivering en is het in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
15. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet daarvoor in dit geval aanleiding. Om het gebrek te herstellen is een fysiek spreekuurcontact met de verzekeringsarts bezwaar en beroep nodig.
16. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat de tweede operatie aan de darmen inmiddels heeft plaatsgevonden. Ook loopt er een herbeoordeling door het UWV, waarbij de (verzekerings)arts informatie heeft opgevraagd bij de behandelaar. De rechtbank geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ter overweging mee om in het kader van het aanvullend medisch onderzoek nog aanvullende informatie op te vragen over de tweede operatie, voor zover dit ziet op de behandeldoelstelling, slagingskans en verwachte effecten, en dat te betrekken bij haar herstelpoging in deze zaak. Het UWV kan aan de hand van deze informatie aanvullend motiveren waarom er ten tijde van de datum in geding een meer dan geringe kans op substantiële verbetering van de belastbaarheid was.
17. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op
zes wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak. Herstel kan met een aanvullende motivering, of als dat nodig is, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
18. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen
twee wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen
twee wekente reageren op de herstelpoging van het UWV. De rechtbank zal na de reacties van partijen nagaan of een zitting nodig of gewenst is, of dat met instemming van partijen een einduitspraak op het beroep kan worden gedaan zonder een zitting.
19. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
20. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt het UWV op binnen twee weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak de rechtbank mee te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt het UWV in de gelegenheid om binnen zes weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier op 28 september 2022.
De tussenuitspraak is aan partijen toegezonden op:
En wordt binnen een week na deze datum openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van 23 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1491).