Wat vindt de rechtbank?
8. Aan een oordeel over de vraag of het UWV kan worden gevolgd in zijn standpunt dat de volledige arbeidsongeschiktheid van eiser per 21 september 2020 niet duurzaam is, kan de rechtbank op dit moment niet toekomen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek, dat aan dit standpunt ten grondslag ligt, onvoldoende zorgvuldig is geweest en dat daarmee de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk is. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
9. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts heeft volstaan met een telefonisch spreekuur en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische beoordeling heeft gedaan op basis van de stukken.
10. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroepvolgt dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar met zich brengt dat in situaties als de onderhavige, waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
11. De rechtbank acht het volgende van belang. Vast staat dat eiser bij brief van 19 maart 2021 is uitgenodigd voor de hoorzitting en dat in deze brief uitdrukkelijk is vermeld dat eiser er rekening mee moet houden dat de aan de hoorzitting deelnemende verzekeringsarts bezwaar en beroep hem aansluitend medisch kan onderzoeken. Vast staat ook dat eiser om zijn moverende redenen niet is verschenen bij de hoorzitting. In het verslag van de hoorzitting op 3 mei 2021 is vermeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser had willen zien en onderzoeken, maar dat dat kennelijk niet is gelukt omdat eiser niet is verschenen. Zoals het UWV ter zitting heeft toegelicht was er aanleiding om lichamelijk onderzoek te verrichten voor het opstellen van een fictieve FML in verband met de artroseklachten. Doordat eiser niet is verschenen is er – zo het UWV ter zitting naar voren heeft gebracht – ook geen mogelijkheid geweest voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep om het dagverhaal en de ervaren belemmeringen uit te vragen. Anders dan het UWV voorstaat oordeelt de rechtbank dat het niet verschijnen bij de hoorzitting niet maakt dat om die reden afgezien had kunnen worden van een spreekuurcontact met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ook dat, zoals in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 1 juni 2021 staat, telefonisch contact geen mogelijkheid was, vanwege slechte bereikbaarheid van eiser, en het stellen van schriftelijke vragen via de gemachtigde onwenselijk was, is in dit verband naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende reden om af te zien van het houden van het benodigde spreekuur. Niet duidelijk is waarom eiser niet alsnog is uitgenodigd voor een fysiek spreekuur bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat daarvoor geen mogelijkheden bestonden of eiser niet bereid was om daaraan mee te werken, is niet gebleken.
12. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, mede in het licht van het in overweging 6 uiteengezette beoordelingskader, had het had op de weg gelegen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep om eiser alsnog op te roepen voor een fysiek spreekuur en in die zin te voldoen aan de onderzoeksplicht van het UWV. De rechtbank weegt daarin mee dat voor het vaststellen van de duurzame beperkingen ten gevolge van artrose een lichamelijk onderzoek de voorkeur heeft, om de beperkingen van eiser aan (onder andere) de rug, ellebogen, enkels, voeten en polsen te kunnen onderzoeken.
13. Dit betekent ook dat de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde motivering niet deugdelijk is.
14. Naar het oordeel van de rechtbank berust het bestreden besluit daarom niet op een zorgvuldig onderzoek en deugdelijke motivering en is het in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
15. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet daarvoor in dit geval aanleiding. Om het gebrek te herstellen is een fysiek spreekuurcontact met de verzekeringsarts bezwaar en beroep nodig.
16. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat de tweede operatie aan de darmen inmiddels heeft plaatsgevonden. Ook loopt er een herbeoordeling door het UWV, waarbij de (verzekerings)arts informatie heeft opgevraagd bij de behandelaar. De rechtbank geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ter overweging mee om in het kader van het aanvullend medisch onderzoek nog aanvullende informatie op te vragen over de tweede operatie, voor zover dit ziet op de behandeldoelstelling, slagingskans en verwachte effecten, en dat te betrekken bij haar herstelpoging in deze zaak. Het UWV kan aan de hand van deze informatie aanvullend motiveren waarom er ten tijde van de datum in geding een meer dan geringe kans op substantiële verbetering van de belastbaarheid was.
17. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op
zes wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak. Herstel kan met een aanvullende motivering, of als dat nodig is, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
18. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen
twee wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen
twee wekente reageren op de herstelpoging van het UWV. De rechtbank zal na de reacties van partijen nagaan of een zitting nodig of gewenst is, of dat met instemming van partijen een einduitspraak op het beroep kan worden gedaan zonder een zitting.
19. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
20. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.