ECLI:NL:RBZWB:2022:5643
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 28 september 2022, wordt het beroep van eiser behandeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser heeft een verzoek tot herbeoordeling van zijn situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag ingediend op 16 februari 2021. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist op dit verzoek, aangezien de wettelijke beslistermijn van zes maanden op 16 augustus 2021 is verstreken. Eiser heeft de Belastingdienst op 9 mei 2022 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, omdat dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet vereist is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de Belastingdienst op om binnen negen weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt vast dat de Belastingdienst een dwangsom van € 1.442,- heeft verbeurd, omdat er meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling.
Daarnaast moet de Belastingdienst het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden en de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50. De rechtbank oordeelt dat de zaak als licht moet worden aangemerkt, gezien de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.