Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,
Procesverloop
Overwegingen
strafzaken 2003 (Bts 2003) wordt uitgegaan van een tarief van ten hoogste € 126,47 per uur (tarief ten tijde van de deskundigenrapporten in 2019) en 21% btw.
16 juni 2021 als datum van de beslechting van het geschil. De redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep bedraagt twee jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. Nu de redelijke termijn met 22 maanden is overschreden, heeft verzoekster - uitgaande van € 500,- per overschrijding per half jaar - recht op een schadevergoeding van € 2.000,-. Omdat de bezwaarfase afgerond 10 maanden heeft geduurd en daarmee 4 maanden te lang, komt 4/22 deel (dus € 363,64) voor rekening van het UWV, en de rest (€ 1.636,36) voor rekening van de Staat.
Beslissing
- veroordeelt de Staat tot betaling aan verzoekster van een immateriële schadevergoeding van € 1.636,36 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsfase;
- veroordeelt het UWV tot betaling aan verzoekster van een immateriële schadevergoeding van € 363,64 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 3.392,07;
- bepaalt dat het UWV het door verzoekster betaalde griffierecht van € 46,- dient te vergoeden.
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 2 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.