Op 3 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De verdachte, geboren in 1971 en gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Vught, werd bijgestaan door raadsman mr. A.A. Nunnikhoven. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] door hem te wurgen en met een mes in zijn richting te steken, en de mishandeling van [slachtoffer 2] door haar te schoppen en een klap te geven.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was voor de bewezen feiten, omdat hij ten tijde van de feiten leed aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Dit werd bevestigd door Pro Justitia rapporten van een psychiater en een forensisch psycholoog. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte de subsidiaire mishandeling van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde de tbs-maatregel met dwangverpleging op, omdat de verdachte een gevaar voor anderen vormde en langdurige behandeling noodzakelijk was.
De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de artikelen 37a, 45, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege, en de totale duur van de tbs-maatregel kan meer dan vier jaar bedragen, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.