ECLI:NL:RBZWB:2022:5706

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
C/02/400544 JE RK 22-1433
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing door kinderrechter in jeugdzorgzaak met verzoek om dwangsom

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 september 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing door de gecertificeerde instelling (GI) in het kader van de jeugdzorg. De GI had op 1 augustus 2022 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de ouders van twee minderjarigen, [roepnaam minderjarige] en [roepnaam2], met betrekking tot hun verzorging en opvoeding. De ouders, die het ouderlijk gezag uitoefenen, wonen bij de moeder. De GI verzocht de kinderrechter om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen en om een dwangsom op te leggen voor het geval de ouders de aanwijzing niet opvolgen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 september 2022 was alleen een vertegenwoordiger van de GI aanwezig, terwijl de ouders niet verschenen. De kinderrechter constateerde dat de ouders niet voldoende medewerking verleenden aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling, die eerder was opgelegd. De kinderrechter oordeelde dat de GI bevoegd was om de schriftelijke aanwijzing te geven en dat de ouders hun inspanningsverplichting niet nakwamen. De kinderrechter bekrachtigde de schriftelijke aanwijzing, maar wees het verzoek om een dwangsom af, omdat de GI niet concreet had aangegeven wat het verzoek inhield.

De kinderrechter benadrukte dat het noodzakelijk is dat de ouders in contact treden met de GI en dat er een plan van aanpak wordt gemaakt in het belang van de kinderen. De beslissing van de kinderrechter is schriftelijk vastgesteld op 13 september 2022 en mondeling uitgesproken op 6 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/400544 JE RK 22-1433
Datum uitspraak: 6 september 2022

Beschikking kinderrechter over schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Roosendaal , hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats2] ,

hierna te noemen: [roepnaam minderjarige] ,

[minderjarige2] , geboren op [geboortedatum2] 2014 te [geboorteplaats2] ,

hierna te noemen: [roepnaam2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek van de GI van 16 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op 16 augustus 2022, met bijlagen, waaronder de op 1 augustus 2022 aan de ouders gegeven schriftelijke aanwijzing.
Op 6 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld. Verschenen is een vertegenwoordiger van de GI. Ondanks een juiste oproeping zijn niet verschenen: de moeder en de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [roepnaam minderjarige] en [roepnaam2] , hierna gezamenlijk aangeduid met: de kinderen, wordt uitgeoefend door de ouders. Zij wonen bij de moeder.
De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Bij beschikking van 9 juni 2022 zijn zij door de kinderrechter onder toezicht van de GI gesteld, tot 9 december 2022. Het restdeel van het verzoek, van 9 december 2022 tot 9 juni 2023, is aangehouden.
De GI heeft op 1 augustus 2022 aan beide ouders een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van de kinderen.
Daarin is onder ‘Besluit’ het volgende opgenomen:
  • ‘Het huisbezoek zal plaatsvinden op woensdag 3 augustus 2022 om 13.00 uur.
  • U bent telefonisch en per mail bereikbaar voor Jeugdbescherming Brabant.
  • U komt mondelinge afspraken na.
  • De kinderen worden niet belast met volwassenproblematiek rondom de ondertoezichtstelling.’
Daarbij is nog aan de ouders gemeld dat indien niet aan de aanwijzingen wordt gehouden, de GI genoodzaakt is de kinderrechter te betrekken bij een mogelijk besluit of de kinderen in een veilige omgeving opgroeien en of er een machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk is.
Door de GI is daarnaast gewezen op onder meer haar mogelijkheid om de kinderrechter te verzoeken de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen, waarbij sprake kan zij van een dwangmiddel (dwangsom of lijfsdwang). Bij de rechtsmiddelen is onder meer aangegeven wie een verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijk aanwijzing kan indienen en binnen welke periode.
De vooraankondiging is op 20 juli 2022 verzonden. Er is daartegen geen zienswijze ingebracht.

Het verzoek

De GI verzoekt op grond van artikel 1:263 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) de voormelde schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. Daarnaast is op dezelfde grondslag verzocht een dwangmiddel op te leggen, te weten een dwangsom conform artikel 611a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, te bepalen door de rechter voor iedere dag dat de ouders de aanwijzing niet opvolgen.

De standpunten

Namens de GI is bij de mondelinge behandeling allereerst verwezen naar de onderbouwing van de schriftelijke aanwijzing. Er is al meermalen kort contact geweest met de moeder en zijn er afspraken gemaakt over een huisbezoek. De moeder heeft afspraken voor een gesprek regelmatig afgezegd en/of verplaatst. Als er toch een afspraak doorgang, was het gesprek alleen met de moeder, ook als met haar was afgesproken dat zij de vader zou meenemen. De vader bleef weg. Er is met hem zelfs geen kennismakingsgesprek geweest. De vader was en is moeilijk bereikbaar. Het is ook gebeurd dat de moeder bij een huisbezoek de deur niet heeft geopend. Op enig moment gaf de moeder aan dat een huisbezoek een inbreuk zou maken op haar privacy. Een huisbezoek lijkt niet tot de mogelijkheden te behoren. Door de houding van de ouders is er nog steeds sprake van het zich bevinden in de fase van de kennismaking. Immers, met de moeder alleen kan niet alles worden besproken. Zij staat daarvoor niet open. Er is nu alleen contact met de moeder via de e-mail. Na de schriftelijke aanwijzing heeft zij wel aangegeven dat zij spijt heeft van het afhouden van de contacten. Haar gedrag is echter niet veranderd. De samenwerking loopt vast als er wordt gesproken over het plannen van een huisbezoek. Door dit alles komt de uitvoering van de ondertoezichtstelling in het gedrang. De GI heeft nog steeds geen zicht op de opvoedomgeving van de kinderen. Voor inzet van hulpverlening is ook toestemming van de vader nodig. Met hem kan de GI geen contact krijgen. De vrees bestaat dat er in de resterende tijd van de ondertoezichtstelling niets gaat gebeuren, als er niets verandert. Op 3 augustus 2022 is het huisbezoek niet gelukt, bij gebrek aan medewerking van de ouders. De GI volhardt in haar verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:263, lid 1, van het BW kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van minderjarigen. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Ingevolge het tweede lid volgen de met het gezag belaste ouders of ouder en de minderjarige een schriftelijke aanwijzing op. Ingevolge het derde lid kan de GI de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
Gesteld noch gebleken is dat de schriftelijke aanwijzing niet op de juiste wijze tot stand is gekomen. De vraag is of de motivering de aanwijzing kan dragen. Ten aanzien daarvan overweegt de kinderrechter als volgt.
De kinderrechter stelt vast dat beide kinderen onder toezicht van de GI zijn gesteld en dat dit met zich meebrengt dat de uitvoering daarvan in handen is van die GI. Zij was daarom bevoegd om aan de met het gezag belaste ouders een schriftelijke aanwijzing te geven, nu zij door toedoen van de ouders niet in de gelegenheid wordt gesteld om uitvoering te geven van de maatregel.
De schriftelijke aanwijzing was en is onder meer op gericht op het werken aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Daarvoor is wel nodig dat de ouders in contact treden met de GI en dat er in onderling overleg een plan van aanpak wordt gemaakt, waarbij in het belang van de kinderen wordt gewerkt aan onder meer de gestelde doelen. In de beschikking van 9 juni 2022, waarbij de kinderrechter de ondertoezichtstelling heeft toegewezen voor de periode van 9 juni 2022 tot 9 december 2022, met aanhouding van het verzoek voor het overige, is geoordeeld dat de Raad voor de Kinderbescherming in zijn verzoek een aantal doelen heeft gesteld waaraan de ouders binnen zes weken moeten voldoen om verdere stappen te voorkomen. Daarbij heeft de kinderrechter de ouders aangeraden om zich in te zetten voor het welslagen van de ondertoezichtstelling.
De ouders verlenen daartoe echter niet hun (volledige) medewerking en komen zij de op hun rustende inspanningsverplichting niet na. Zo is onder meer gebleken dat de vader überhaupt weigert om te reageren op de vele verzoeken van de GI voor een kennismaking, al dan niet gecombineerd met een huisbezoek. Uit de schriftelijke aanwijzing blijkt dat de GI meermalen heeft geprobeerd om met de ouders in gesprek te gaan en om op huisbezoek te komen. Bij de mondelinge behandeling is gebleken dat er nog steeds geen sprake is van bereidheid zijdens de ouders tot medewerking. Zo is het in de schriftelijke aanwijzing genoemde huisbezoek van 3 augustus 2022, bij gebrek aan medewerking van de ouders, niet doorgegaan. Die medewerking is noodzakelijk, omdat de GI anders niet in staat is om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de kinderen weg te nemen.
De kinderrechter zal gezien het voorgaande het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing in het belang van de kinderen toewijzen.
Daarnaast heeft de GI verzocht om aan de ouders een dwangmiddel op te leggen, te weten een dwangsom conform artikel 611a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de hoogte van het bedrag te bepalen door de kinderrechter voor iedere dag dat de ouders de aanwijzing niet opvolgen. Naar het oordeel van de kinderrechter is het aan de GI als verzoekende partij om concreet aan te geven wat haar verzoek inhoudt. Van de kinderrechter mag niet worden verwacht dat hij zelfstandig een bedrag invult als dwangsom. Desgevraagd kon de GI dit verzoek bij de mondelinge behandeling niet nader concretiseren. Dit deel van het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 1 augustus 2022;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2022 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
EH
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 13 september 2022.