ECLI:NL:RBZWB:2022:5733

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
10071914 VV EXPL 22-50
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van parkeerplaats door huurder na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak vordert Ritchie Bros. B.V. in kort geding ontruiming van een parkeerplaats waar een industriële kraan is opgeslagen. De kraan is gekocht door de gedaagde, die deze nog niet heeft opgehaald. Ritchie Bros. stelt dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd en dat de gedaagde de kraan moet ontruimen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een onbebouwde onroerende zaak en dat het huurregime van artikel 7:228 BW van toepassing is. De voorzieningenrechter concludeert dat Ritchie Bros. een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat de aanwezigheid van de kraan de verkoop van het parkeerterrein belemmert. De rechter wijst de vordering tot ontruiming toe, met een verlengde ontruimingstermijn van vier weken en legt een dwangsom op voor het geval de gedaagde niet aan de veroordeling voldoet. Daarnaast wordt de gedaagde veroordeeld tot betaling van een voorschot op de huur en in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10071914 VV EXPL 22-50
vonnis in kort geding d.d. 5 oktober 2022
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RITCHIE BROS. B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseres (hierna te noemen: Ritchie Bros),
gemachtigde: mr. W.C.D.E. Wolfhagen, advocaat te Breda,
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. Twente Trucks,
wonende te [woonplaats] (gemeente [woonplaats] ),
gedaagde (hierna te noemen: [gedaagde] ),
gemachtigde: mr. H.C.J. Coumou, advocaat te Apeldoorn.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
de dagvaarding van 12 september 2022 met producties;
de akte overlegging nadere producties tevens houdende vermeerdering van eis;
het e-mailbericht met producties van (de gemachtigde van) [gedaagde] van 20 september 2022
e pleitaantekeningen van de gemachtigden met betrekking tot de mondelinge behandeling van 21 september 2022;
de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 21 september 2022.

2.Het geschil

2.1
Ritchie Bros vordert – na voormelde eiswijziging bij akte – om bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
I. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het door [gedaagde] van Ritchie Bros gehuurde gedeelte van het parkeerterrein aan de [adres] , zoals blauw ingekleurd op de als respectievelijk productie 3a en 3b aan de dagvaarding gehechte plattegrond en kadastrale kaart en zoals blauw omlijnd op de als productie 3c aan de dagvaarding gehechte foto, met al het zijne (waaronder de tevens op de als productie 20 in het geding gebrachte foto zichtbare kraan(-onderdelen) en de zijnen te ontruimen en verlaten en ontruimd en verlaten te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of dagdeel dat gedaagde niet aan deze veroordeling voldoet;
II. bij wijze van voorschot, op iedere laatste dag van de betreffende maand waarin het gehuurde is gebruikt, vanaf de maand september 2022 aan eiseres te betalen een bedrag ter hoogte van € 1.391,50, zulks voor iedere maand of gedeelte van die maand dat gedaagde het gehuurde niet heeft ontruimd en verlaten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over iedere dag dat gedaagde niet uiterlijk op de laatste dag van de betreffende maand het maandbedrag heeft voldaan, zulks tot de dag der algehele voldoening;
III. in de kosten van deze procedure alsmede in de nakosten.
2.2
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Ritchie Bros in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
- Ritchie Bros is een industrieel veilinghuis. [gedaagde] is een handelaar in transportmiddelen en machines.
- Op de on site veiling van Ritchie Bros van 25 april 2019 heeft [gedaagde] een gedemonteerde havenkraan (hierna te noemen: de kraan) gekocht met een totaalgewicht van 720.000 kilogram. .
- In de op de betreffende koopovereenkomst van toepassing zijnde verkoopvoorwaarden is onder meer het volgende opgenomen:

20. All Purchases must be removed from the auction site within the time announced or posted at the auction site and all costs, responsibility and risk of such removal shall be borne by Purchaser.(…)
If for any reason Purchaser fails to remove any Purchase within the time specified by Auctioneer, the Purchase shall be subject to storage charges, as posted at the auction site, and may be deemed abandoned by the Purchaser. In such event, Auctioneers, at their sole discretion, may resell per specified term above, or remove and store the said Purchase at Purchaser’s sole risk and expense. Purchaser shall be liable for any rent incurred or damages suffered by Auctioneers because of Purchaser’s failure to remove any Purchase.
- De kraan was ten behoeve van de veiling van 25 april 2019 tentoongesteld/opgeslagen op (een deel van het) parkeerterrein (hierna te noemen: het parkeerterrein) dat Ritchie Bros huurt van de eigenaar Richie Bros. Properties B.V. (hierna te noemen: RB Properties) Het parkeerterrein ligt tegenover het veilingterrein en heeft als adres [adres] .
- [gedaagde] heeft de kraan nog niet opgehaald en daarom heeft Ritchie Bros op grond van artikel 20 van de verkoopvoorwaarden sinds 1 juli 2019 een storage fee van € 1.391,50 inclusief btw bij [gedaagde] in rekening gebracht.
- Bij e-mailbericht van 12 april 2022 heeft Ritchie Bros aan [gedaagde] onder meer het volgende bericht:

Zoals onlangs besproken hierbij de bevestiging dat het storage contract per 31 Mei 2022 stopt. Reden voor deze opzegging is dat Ritchie Bros deze parkeerplaats gaat vermarkten en er per 1 Juni 2022 grondwerkzaamheden zullen starten. Graag verzoek ik u om alle onderdelen behorende bij de Tenova uiterlijk 31 op te halen.
- Op 17 mei 2022 vindt de volgende whatsappcorrespondentie plaats tussen partijen:
“Ritchie Bros:
[gedaagde] , goedenmorgen, ik krijg de reminder dat de Tenova weg moet Voor eind Mei. Weet jij hoe dat ermee staat…
[gedaagde] :
Moggé [naam 1] , De nieuwe eigenaar komt volgende week in Nederland Dan komen we naar [plaats]
Ritchie Bros:
Graag, let op donderdag en vrijdag volgende week zijn we dicht
- Na enkele herinneringen heeft Ritchie Bros [gedaagde] per e-mailbericht van 27 juni 2022 onder meer het volgende bericht:

On April 12th I have send the official announcement that the parking lot will be offered for sale and the final date on which the area needed to be cleared. We are now one month after this final date, hence the final message/ warning that all pieces need to be picked up before Friday Juli 15th 2022.
- Per whatsappbericht van 4 juli 2002 laat [gedaagde] aan Ritchie Bros het volgende weten:

[naam 1] t wordt maximaal 31 december Maar ze proberen eind augustus te halen Ik krijg geen lieve brieven op dit moment van meneer [naam 2]
- Vanaf 13 juli 2022 hebben (de gemachtigden van) partijen met elkaar gecorrespondeerd over onder meer de rechtsgeldigheid van de beëindiging van de huurovereenkomst tussen Ritchie Bros en [gedaagde] .
3.2
Ritchie Bros legt aan haar vordering ten grondslag dat zij de huurovereenkomst met [gedaagde] rechtsgeldig heeft opgezegd tegen 1 juni 2022. Verder stelt Ritchie Bros dat zij schade lijdt doordat [gedaagde] (nog) niet tot ontruiming van het gehuurde overgaat. Volgens Ritchie Bros heeft zij op grond van het voorgaande ook een spoedeisend belang bij de ontruimingsvordering. Dat geldt volgens Ritchie Bros temeer nu de huurovereenkomst tussen haar en RB Properties is beëindigd per 1 september 2022. Bovendien merkt Ritchie Bros op dat de aanwezigheid van de kraan de verkoop van het parkeerterrein belemmert met – gezien de dalende vraag en (dus) prijs van dit soort commerciële percelen – aanzienlijke schade als gevolg
3.3
[gedaagde] betwist het gestelde en vereiste spoedeisend belang. Verder betwist [gedaagde] dat er sprake is van een rechtsgeldige opzegging van de huurovereenkomst. Bovendien voert [gedaagde] aan dat de gehanteerde opzegtermijn in het licht van de redelijkheid en billijkheid te kort is. Tot slot pleit [gedaagde] in de omstandigheden van het geval voor een langere ontruimingstermijn.
3.4
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in deze procedure moet worden beoordeeld of Ritchie Bros een (voldoende) spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening en of het aannemelijk is dat de vordering van Ritchie Bros in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het – mede gelet op de belangen van partijen over en weer – gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
3.5
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Ritchie Bros het spoedeisende belang bij de door haar gevorderde ontruiming voldoende heeft aangetoond. Zo heeft Ritchie Bros voldoende aannemelijk gemaakt dat de (hoofd)huurovereenkomst tussen haar en RB Properties al is geëindigd. Bovendien heeft Ritchie Bros voldoende aannemelijk gemaakt dat de kraan verwijderd moet worden om het parkeerterrein verkoopklaar te maken en dat uitstel hiervan aanzienlijke schade met zich meebrengt. Weliswaar betreft dat in eerste instantie schade voor de eigenaar RB Properties, maar mogelijk kan RB Properties deze schade verhalen op Ritchie Bros. Daarnaast zijn Ritchie Bros en RB Properties onderdeel van hetzelfde concern. Kortom, (ook) Ritchie Bros heeft een voldoende spoedeisend belang bij ontruiming van het door [gedaagde] gehuurde deel van het parkeerterrein.
3.6
In het kader van de kans van slagen van de ontruimingsvordering in een bodemprocedure is allereerst van belang om vast te stellen of het voldoende aannemelijk is dat er sprake is van een rechtsgeldige opzegging van de huurovereenkomst. En om die vraag te kunnen beantwoorden is het nodig om vast te stellen van welk huurregime uitgegaan moet worden. Vooralsnog is de voorzieningenrechter van oordeel dat er bij de huur van een deel van het parkeerterrein sprake is van huur van een onbebouwde onroerende zaak, zoals door Ritchie Bros is gesteld. Ook [gedaagde] leek daar tijdens de mondelinge behandeling van uit te gaan, totdat bleek dat op het terrein dat Ritchie Bros van RB Properties huurde bebouwing staat. Echter, dat maakt naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter geen verschil, omdat op het deel van het parkeerterrein dat [gedaagde] van Ritchie Bros (onder)huurt, geen bebouwing staat. Het voorgaande brengt mee dat op de beëindiging van de huurovereenkomst artikel 7:228 BW van toepassing is. Meer specifiek is artikel 7:228 lid 2 BW van toepassing, omdat tussen partijen vaststaat dat er sprake is van huur voor onbepaalde tijd.
3.7
Het uitganspunt van artikel 7:228 lid 2 BW is dat een huur van een onroerende zaak die noch woonruimte noch bedrijfsruimte is – zoals in casu – eindigt door opzegging met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste een maand zonder dat daarvoor een grond hoeft te bestaan en zonder dat voor deze opzegging andere (vorm)voorschriften gelden. In het e-mailbericht van 12 april 2022 staat onder meer dat het ‘storage contract’ stopt per 31 mei 2022 en dat alle onderdelen van de kraan uiterlijk de 31ste opgehaald moeten worden. In het licht van het voorgaande is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat Ritchie Bros daarmee de huurovereenkomst in beginsel rechtsgeldig heeft opgezegd met als einddatum 31 mei 2022.
3.8
Weliswaar voert [gedaagde] aan dat in vaste jurisprudentie is bepaald dat de redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat – bij wege van uitzondering – toch een zwaarwegend belang bij opzegging ex artikel 7:228 lid 2 BW is vereist, maar dat deze uitzondering zich in casu voordoet oordeelt de kantonrechter vooralsnog onvoldoende aannemelijk. Integendeel, de omstandigheden van het geval vormen voor de voorzieningenrechter vooralsnog juist aanleiding om aan te sluiten bij de hoofdregel dat Ritchie Bros de huurovereenkomst kan opzeggen zonder dat daarvoor een (voldoende zwaarwegende) grond hoeft te bestaan. Een van deze omstandigheden is dat de huurovereenkomst tot stand is gekomen, omdat [gedaagde] niet voldeed aan zijn verplichting uit de (veiling)koopovereenkomst om de kraan tijdig van het veilingterrein te verwijderen. Andere relevante omstandigheden zijn dat de bedoeling van [gedaagde] was om de kraan onmiddellijk door te verkopen, dat [gedaagde] toezeggingen om de kraan op te (laten) halen niet is nagekomen en dat de afspraak tussen [gedaagde] en de (vermeende) koper van de kraan dat de kraan uiterlijk 31 december 2022 zal worden opgehaald niet inzichtelijk is gemaakt. Al met al is er naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter (juist) geen reden om af te wijken van de hoofdregel dat er voor de opzegging van de huurovereenkomst op grond van artikel 7:228 lid 2 BW geen grond hoeft te bestaan.
3.9
Bovendien, als de bodemrechter toch zou oordelen dat de opzegging slechts mogelijk is als er een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat, dan is de opzegging naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter nog steeds rechtsgeldig. Ritchie Bros heeft namelijk voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een voldoende zwaarwegend belang heeft bij de opzegging. De voorzieningenrechter wijst in dit kader op het hiervoor overwogene onder 3.5. Daar komt nog bij dat Ritchie Bros tijdens de mondelinge behandeling het te verrichten bodemwerk voldoende heeft toegelicht en heeft gewezen op de dalende vraag en (dus) prijs van dit soort commerciële percelen.
3.1
Op grond van al het voorgaande zal de voorzieningenrechter de in dit kort geding gevorderde ontruiming toewijzen. Ook zal daaraan de in de beslissing weergegeven dwangsom worden verbonden, omdat een prikkel tot nakoming van de ontruimingsveroordeling mede gezien de eerdere niet nagekomen toezeggingen gewenst is. Wel ziet de kantonrechter aanleiding om de gevorderde ontruimingstermijn te verlengen tot vier weken, mede gezien de grote operatie van de ontruiming.
3.11
Ook de nevenvordering betreffende het voorschot op de huur/gebruiksvergoeding zal als niet (voldoende) weersproken toegewezen worden.
3.12
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden tot op heden vastgesteld op € 985,39, bestaande uit € 110,39 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierechten en € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde van Ritchie Bros. De nakosten zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden begroot.

4.De beslissing in kort geding

De voorzieningenrechter:
veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na dit vonnis het door hem gehuurde gedeelte van het parkeerterrein aan de [adres] , zoals blauw ingekleurd op de als respectievelijk producties 3a en 3b aan de dagvaarding gehechte plattegrond en kadastrale kaart en zoals blauw omlijnd op de als productie 3c aan de dagvaarding gehechte foto, met al het zijne (waaronder de tevens op de als productie 20 in het geding gebrachte foto zichtbare kraan(-onderdelen) en de zijnen te ontruimen en verlaten en ontruimd en verlaten te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag of dagdeel dat gedaagde niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 75.000,00;
veroordeelt [gedaagde] om bij wijze van voorschot, op iedere laatste dag van de betreffende maand waarin het (voormalig) gehuurde is gebruikt, vanaf de maand september 2022 aan Ritchie Bros te betalen een bedrag ter hoogte van € 1.391,50, zulks voor iedere maand of gedeelte van die maand dat [gedaagde] het (voormalig) gehuurde niet heeft ontruimd en verlaten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over iedere dag dat [gedaagde] niet uiterlijk op de laatste dag van de betreffende maand het maandbedrag heeft voldaan, zulks tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van Ritchie Bros tot op heden begroot op € 985,39, daarin begrepen een bedrag van € 747,00 als salaris voor de gemachtigde van Ritchie Bros;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op
• € 124,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan
en
• de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2022.