ECLI:NL:RBZWB:2022:5734

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2222
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake toekenning individuele inkomenstoeslag Participatiewet

Op 4 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres had op 19 april 2022 beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van verweerder van 4 maart 2022, die betrekking had op de toekenning van de individuele inkomenstoeslag ingevolge de Participatiewet. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en heeft daarom zonder zitting uitspraak gedaan, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, te rekenen vanaf de dag na de bekendmaking van het besluit. Eiseres betwistte de datum van bekendmaking en stelde dat het besluit op 7 maart 2022 was verzonden. De rechtbank heeft de informatie van eiseres gevolgd en vastgesteld dat het bestreden besluit op 7 maart 2022 bekend is gemaakt. Dit betekende dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 18 april 2022. Eiseres heeft echter pas op 19 april 2022 beroep ingesteld, waardoor het beroepschrift niet tijdig was ingediend.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en is openbaar gemaakt op 4 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2222

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 19 april 2022 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 4 maart 2022 (het bestreden besluit) betreffende de toekenning van de individuele inkomenstoeslag ingevolge de Participatiewet.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Eiseres betwist dat verweerder het bestreden besluit op 4 maart 2022 bekend heeft gemaakt door verzending per aangetekende post. Eiseres stelt dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 7 maart 2022 door verzending per aangetekende post en overlegt hiertoe een foto van de enveloppe met daarop de track & trace-code. Verweerder heeft bij brief van 12 juli 2022 op de betwisting van eiseres gereageerd.
De rechtbank stelt vast dat verweerder zich in zijn verweerschrift op het standpunt stelt dat het besluit van 4 maart 2022 is verzonden op 4 mei 2022. De rechtbank kan deze redenering niet volgen, nu uit de bijlage bij het verweerschrift blijkt dat het besluit op de ingebrekestelling op 4 mei 2022 is verzonden. Dat is echter niet de verzending van het besluit wat hier ter discussie staat. De rechtbank gaat daarom uit van de informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd. Uit deze informatie blijkt dat het bestreden besluit van 4 maart 2022 aangetekend is verzonden met de track & trace-code [track & trace-code] .
Blijkens de informatie van PostNL behorende bij deze code is de zending op 7 maart 2022 om 22:12 door PostNL ontvangen, zodat hiermee vaststaat dat het bestreden besluit eerst op 7 maart 2022 op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Hieruit volgt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 18 april 2022.
Eiseres heeft op 19 april 2022 digitaal beroep ingesteld. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Eiseres stelt dat 19 april 2022 de laatste dag van de beroepstermijn is, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. De wettelijke termijn bedraagt zes weken (42 dagen). Ingevolge artikel 6:8 van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, in dit geval dus met ingang van (dinsdag) 8 maart 2022. “Met ingang van” een bepaalde dag moet worden begrepen als: bij het begin van die dag, in dit geval dus op (dinsdag) 8 maart 2022 om 00.00 uur. Dat betekent dat de termijn eindigt (afloopt) op (maandag) 18 april 2022 na het verstrijken van het tijdstip 23.59 uur. Op dat moment zijn immers 42 dagen (van 24 uur) verstreken. Indien het betoog van eiseres zou worden gevolgd, zou de termijn 43 dagen, en daarmee meer dan zes weken bedragen. Het onjuist berekenen van de beroepstermijn door eiseres is een omstandigheid die voor haar rekening en risico dient te blijven.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 4 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.