Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.Het geschil
ingeschakeld voor het opstellen van een ouderschapsplan. Hij wilde daaraan niet meewerken en zijn ex-vriendin wist ook dat hij daar niet aan mee wilde betalen. Verder stelt [gedaagde] dat sprake is verjaring omdat hij pas drie jaar later de facturen van [eiser] heeft ontvangen.
3.De beoordeling
[naam] , bij hem terecht gekomen. Voor de procedure die bij de rechtbank gevoerd moest worden, hebben zowel [gedaagde] als [ex-vriendin] een toevoeging ontvangen van de Raad voor Rechtsbijstand. [eiser] heeft beide toevoegingen als producties 2 en 3 bij de conclusie van repliek overgelegd. Voor zowel [gedaagde] als voor [ex-vriendin] gold een eigen bijdrage van € 345,-. Daarnaast heeft [eiser] € 65,- moeten betalen aan de gemeente Tilburg voor uittreksels uit de gemeentelijke basisadministratie en het geboorteregister. Beide uittreksels waren noodzakelijk voor het instellen van het verzoek bij de rechtbank. [ex-vriendin] heeft haar eigen bijdrage van € 345,- en de helft van € 65,-, zijnde € 32,50, aan [eiser] betaald, maar
[gedaagde] weigert te betalen. [eiser] heeft als producties 4 en 6 bij de conclusie van repliek ook nog overgelegd het door hem bij de rechtbank ingediende verzoek d.d. 12 juni 2019 tot toekenning van het gezamenlijk ouderlijk gezag en de toewijzende beschikking van deze rechtbank van 4 september 2019.
[eiser] , die [gedaagde] bij conclusie van dupliek niet heeft weersproken, en uit de in 3.1.1 genoemde producties voldoende blijkt dat [eiser] in opdracht en voor rekening van zowel [gedaagde] als [ex-vriendin] het voeren van de gerechtelijke procedure heeft verricht, die heeft geleid tot de toekenning van het gezamenlijk ouderlijk gezag over hun kinderen. Dat [gedaagde] wist dat voor de toekenning van het gezamenlijk gezag een gerechtelijke procedure nodig was, waarbij ook op zijn kosten een advocaat ingeschakeld moest worden, blijkt uit het volgende. Allereerst staat in het door [gedaagde] mede ondertekende Ouderschapsplan (bladzijde 1) vermeld:
“Omdat partijen niet gehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap hebben, gaan zij allereerst een verzoek indienen bij de Rechtbank voor het gezamenlijk gezag.”Verder luidt de tekst van de Toevoeging die de Raad voor Rechtsbijstand op 16 april 2019 aan [gedaagde] heeft toegezonden en waarvan [gedaagde] de ontvangst niet heeft betwist, -voor zover thans van belang- als volgt:
“Geachte heer [gedaagde] , Op 10-04-2019 heeft uw advocaat namens u bij de Raad voor Rechtsbijstand een aanvraag om een toevoeging ingediend. De raad heeft op basis van de nu bij de raad aanwezige gegevens positief beslist op de aanvraag (…)Eigen bijdrageDe door u te betalen eigen bijdrage bedraagt: € 345,00. De hoogte van deze eigen bijdrage is afhankelijk van de hoogte van uw (gezamenlijke) inkomen. Deze eigen bijdrage moet u aan uw advocaat betalen ennietaan de Raad voor Rechtsbijstand (…)BezwaarTegen deze beslissing kunt u binnen 6 weken na dagtekening bezwaar indienen bij de Commissie voor Bezwaar van de Raad voor Rechtsbijstand (…)Met [eiser] is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] binnen de bezwaartermijn bezwaar had moeten maken tegen de aan hem verstrekte toevoeging als hij van mening was geen opdracht te hebben gegeven en nergens om te hebben gevraagd. Vast staat dat [gedaagde] dit niet heeft gedaan.
23 februari 2022 is uitgebracht, dus nog ruim binnen de vijf jaren.
“MITSDIEN:
”) niet is vermeld vanaf wanneer de wettelijke rente wordt gevorderd.
De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking nu in géén van de door [eiser] overgelegde aanmaningen het toepasselijke wettelijke tarief (duidelijk) is vermeld. Dat is onder het Besluit wel een noodzakelijke voorwaarde voor een eventuele toewijzing van de buitengerechtelijke incassokosten.
(2 punten à € 75,00 per punt) aan salaris voor de gemachtigde.
4.De beslissing
€ 343,96;