In deze zaak heeft eiser, die sinds 2009 een bijstandsuitkering ontvangt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, beroep ingesteld tegen een besluit van 4 februari 2021, waarbij zijn bijstandsuitkering met terugwerkende kracht is ingetrokken. Eiser had medio 2020 een bedrijf gestart en had dit gemeld bij het college, dat hem toestond om tijdelijk als zelfstandige te werken met behoud van bijstandsuitkering. Echter, het college trok de bijstandsuitkering in omdat eiser niet alle gevraagde bewijsstukken had ingeleverd, waardoor zijn recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde de bezwaren ongegrond.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen in Breda en Bergen op Zoom. Tijdens de zittingen is gebleken dat het college eiser niet meer verweten heeft dat bepaalde bankafschriften ontbraken. De rechtbank oordeelde dat het college de bijstandsuitkering niet kon intrekken op basis van de inlichtingenverplichting, omdat de intrekking niet op een deugdelijke wettelijke grondslag berustte. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.
De uitspraak is gedaan door rechter I.M. Josten op 6 oktober 2022, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.