In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een geschil tussen een Franse rechtspersoon, hier aangeduid als [eiseres], en de Nederlandse besloten vennootschap De Meulemeester B.V. Het geschil betreft de levering van oesters door [eiseres] aan De Meulemeester, die deze oesters vervolgens doorleverde aan een derde partij, Matsa Ltd. in Oekraïne. De eiseres vordert betaling van openstaande facturen ter hoogte van € 38.396,10, vermeerderd met rente en kosten, en stelt dat er koopovereenkomsten zijn gesloten tussen partijen. De Meulemeester betwist dit en voert aan dat er geen rechtsgrond voor betaling bestaat, en dat zij de oesters niet voor zichzelf heeft ontvangen maar voor Matsa heeft doorgeleverd.
De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen. De rechtbank stelt vast dat er onvoldoende bewijs is geleverd voor het bestaan van koopovereenkomsten tussen partijen. De rechtbank concludeert dat de oesters door De Meulemeester zijn doorgeleverd aan Matsa en dat er geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking of onverschuldigde betaling. De rechtbank oordeelt verder dat De Meulemeester niet onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van [eiseres].
De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelt haar in de proceskosten, die aan de zijde van De Meulemeester worden begroot op € 3.518,00. Dit vonnis is gewezen op 24 augustus 2022 door mr. Mulders.