ECLI:NL:RBZWB:2022:5865

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2264
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot partieel herzien van de legger oppervlaktewaterlichamen Geertruidenberg

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van verweerder van 30 maart 2021, dat betrekking heeft op de partiële herziening van de legger oppervlaktewaterlichamen Geertruidenberg op grond van de Waterwet en Waterschapswet. De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2022 behandeld, waarbij eisers vertegenwoordigd waren door hun gemachtigde mr. P.R. Botman, en verweerder door R. van Haperen en M. Pouw.

Eisers, die aan de randen van het oppervlaktewaterlichaam wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder om het Zuidergat uit de legger te verwijderen. Dit besluit is genomen na een ontwerp dat ter inzage is gelegd, waartegen eisers een zienswijze hebben ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van verweerder in strijd is met de Waterwet, omdat belangrijke normatieve elementen van het oppervlaktewater ontbreken, wat de bereikbaarheid voor beroeps- en recreatievaart in gevaar brengt.

De rechtbank concludeert dat eisers wel degelijk beroep kunnen instellen tegen het besluit, omdat het gaat om de wijziging van een beschermingszone. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft besloten dat zij niet belast zijn met het waterstaatkundig beheer van het Zuidergat. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het betreft het verwijderen van het Zuidergat uit de legger en verklaart het beroep gegrond. Verweerder wordt veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2264

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2022 in de zaak tussen

1. [naam eiser 1] [naam eiser 2] ,uit [naam woonplaats 1] ,
2. [naam eiser 3] ,uit [naam woonplaats 2] ,
3. [naam eiser 4] ,uit [naam woonplaats 3] ,
4. [naam eiser 5] , [naam eiser 6] , [naam eiser 7] , [naam eiser 8] en [naam eiser 9] ,te [naam woonplaats 4] ,
tezamen, eisers,
gemachtigde: mr. P.R. Botman,
en

Het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta (verweerder).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van verweerder van 30 maart 2021, over het op grond van de Waterwet en Waterschapswet partieel herzien van de legger oppervlaktewaterlichamen Geertruidenberg.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam eiser 1] , de gemachtigde van eisers en namens verweerder: R. van Haperen en M. Pouw.

Beoordeling door de rechtbank

1. Feiten
Eisers 1 en 2 wonen aan de [adres 1] . De bedrijven die staan genoemd onder 4 zijn gevestigd aan hetzelfde adres. Eiser 3 woont aan de [adres 2] . De percelen grenzen aan het Zuidergat, een zijtak van de rivier De Donge. Dit is een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in de Waterwet. Ter plaatse van de [adres 1] en [adres 2] is een insteekhaven aanwezig en is ook een aantal ligplaatsen gesitueerd die commercieel worden geëxploiteerd. Verder beschikt de familie over ligplaatsen voor eigen gebruik.
Op 29 september 2020 heeft verweerder een ontwerp partiële herziening legger oppervlaktewaterlichamen Geertruidenberg ter inzage gelegd. Daar hebben eisers op 16 oktober 2020 een zienswijze over naar voren gebracht.
Op 30 maart 2021 heeft verweerder besloten tot partiële herziening van de legger oppervlaktewaterlichamen van diverse gemeenten, waaronder Geertruidenberg. Het besluit ziet op de wijziging van de kaart en de tabel van de legger. In die herziening heeft verweerder onder andere het Zuidergat van de legger verwijderd.

Op 25 mei 2021 hebben eisers daar beroep tegen ingesteld.

2. Gronden

Eisers hebben aangevoerd dat verweerder in strijd met artikel 5.1, artikel 2.1 en hoofdstuk 6 van de Waterwet, het legaliteitsbeginsel en de rechtszekerheid heeft gehandeld door het Zuidergat uit de legger oppervlaktelichamen te verwijderen. Als gevolg daarvan ontbreken belangrijke normatieve elementen van dit oppervlaktewater, zoals de bodembreedte, de bodemdiepte en de hoogte van de insteek aan de linker- en rechterzijde. Die normatieve elementen waarborgen dat het Zuidergat bereikbaar blijft voor de beroeps- en recreatievaart. Voor het Zuidergat dient een minimale bodemdiepte van -2,5 meter NAP te worden opgenomen in de legger. Dit is essentieel om de bereikbaarheid van de insteekhaven en aanlegsteigers van eisers te waarborgen en de daarmee gepaard gaande bedrijfsmatige (financiële) belangen.

3. Wettelijk kader

De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

4. Beoordeling

Wat is besloten?
4.1
De beheerder draagt op grond van artikel 5.1 van de Waterwet zorg voor de vaststelling van een legger, waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Op grond van de Waterschapswet [1] stelt het algemeen bestuur van een waterschap ook een onderhoudslegger vast waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen worden aangewezen. Verweerder heeft op basis van beide wetten besloten tot een partiële herziening van de legger oppervlaktewaterlichamen Geertruidenberg. In het ontwerpbesluit had verweerder het Zuidergat opgenomen in de legger. In het bestreden besluit heeft het waterschap die waterloop verwijderd van de legger, omdat – volgens verweerder – Rijkswaterstaat het bevoegd gezag is voor wat betreft de waterkwantiteit en -kwaliteit en de gemeente Geertruidenberg het bevoegd gezag is ten aanzien van het waterstaatkundig beheer.
Is het mogelijk beroep in te stellen tegen dat besluit?
4.2
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. [2] Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb) behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. In die regeling staat dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit op grond van artikel 5.1 van de Waterwet, behoudens voor zover daarbij de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone als bedoeld in die wet wordt vastgesteld of gewijzigd. Deze uitzondering dient – volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) – beperkt te worden uitgelegd en moet zo worden begrepen dat alleen beroep kan worden ingesteld tegen een eerste vaststelling of een wijziging van een waterbergingsgebied of een beschermingszone. Deze uitzondering is dus niet van toepassing als een eerdere vaststelling telkens wordt herhaald. [3] Voor zover verweerder de legger op grond van artikel 78 van de Waterschapswet heeft vastgesteld, staat daar beroep tegen open.
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen eisers beroep instellen tegen
het op grond van artikel 5.1 van de Waterwet partieel herzien van de legger oppervlaktewaterlichamen Geertruidenberg, voor zover het betrekking heeft op het verwijderen van het Zuidergat uit de legger. De rechtbank is van oordeel dat dit besluit ziet op de wijziging van een beschermingszone, omdat op de kaart behorende bij de legger ten aanzien van het Zuidergat staat opgemerkt: “Beschermingszone waterkering (Primaire kering”. Gelet daarop acht de rechtbank zich bevoegd om kennis te nemen van het beroep.
Heeft verweerder kunnen besluiten tot het verwijderen van het Zuidergat uit de legger?
4.4
Tussen partijen is in geschil of verweerder het Zuidergat terecht heeft verwijderd van de legger. Meer specifiek is in geschil of verweerder beheerder is van het Zuidergat en om die reden bevoegd is om deze waterloop in de legger op te nemen en daar dimensies in voor te schrijven waar het Zuidergat aan dient te voldoen.
4.5
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat in de wet- en regelgeving voor het water onderscheid wordt gemaakt tussen drie soorten beheer. Waterkwaliteitsbeheer ziet op het uitvoeren en handhaven van bij of krachtens de wet gestelde regels met betrekking tot lozen of de verontreiniging of aantasting van de bodem of oever van een oppervlaktewater-lichaam. Waterkwantiteitsbeheer ziet op het uitvoeren en handhaven van bij of krachtens de wet gestelde regels ten aanzien van peilbesluiten of het brengen van water in of het onttrekken van water uit oppervlaktewaterlichamen. Waterstaatkundig beheer ziet op het beheer van oppervlaktewaterlichamen, anders dan waterkwaliteitsbeheer en waterkwantiteitsbeheer. [4] Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het vaststellen van de dimensies van een vaargeul (vb. de bodembreedte, de bodemdiepte en de hoogte van de insteek aan de linker- en rechterzijde) vallen onder het waterstaatkundig beheer.
4.6
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft besloten dat het Rijk is belast met het waterkwaliteitsbeheer en het waterkwantiteitsbeheer ten aanzien van het Zuidergat. In artikel 3.1 van de Waterwet staat dat in het Waterbesluit de watersystemen worden aangewezen die volledig of gedeeltelijk bij het Rijk in beheer zijn. Het beheer van oppervlaktewaterlichamen die zijn vermeld in bijlage II bij het Waterbesluit berust bij het Rijk, met uitzondering van de onderdelen van beheer van bepaalde oppervlaktewater-lichamen die zijn gelegen buiten de desbetreffende bij ministeriële regeling vastgestelde beheergrenzen. [5] Voorts berust bij het Rijk het beheer van de zijwateren, met uitzondering van de onderdelen van beheer van bepaalde zijwateren die zijn gelegen buiten dezelfde beheergrenzen. [6] Zijwateren zijn oppervlaktelichamen die in open verbinding staan met één van de hoofdwateren. [7] Het Zuidergat staat in open verbinding met rivier de Donge en die rivier staat in open verbinding met rivier de Amer. Rivier de Amer staat in open verbinding met de Maas (hoofdwater). Op de kaarten die zijn opgenomen in bijlagen II en III [8] bij de waterregeling staat dat het waterkwaliteitsbeheer en het waterkwantiteitsbeheer van het Zuidergat in beheer zijn bij het Rijk. Uit bijlage III bij de waterregeling blijkt dat het waterstaatkundig beheer van het Zuidergat niet in beheer is bij het Rijk.
4.7
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder gelet op de hierna genoemde wet- en regelgeving echter niet kunnen besluiten dat zij niet belast zijn met het waterstaatkundig beheer van het Zuidergat. Uit artikel 3.2 van de Waterwet volgt dat bij provinciale verordening voor de regionale wateren overheidslichamen worden aangewezen die geheel of gedeeltelijk zijn belast met het beheer. Ter uitvoering van die bepaling is het waterschap in artikel 4.7 van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant belast met het beheer van het watersysteem. In artikel 4 van het Reglement voor het waterschap Brabantse Delta 2008 staat: de taak van het waterschap is de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voorzover deze taak niet aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen. De rechtbank is niet gebleken van wet- of regelgeving waarin het waterstaatkundig beheer van het Zuidergat aan de gemeente als ander publiekrechtelijk lichaam is opgedragen. Dit is ook niet expliciet opgenomen in de Omgevingsverordening en ter zitting heeft verweerder een dergelijke publiekrechtelijke grondslag niet kunnen noemen.
4.8
Gelet op het voorgaande heeft verweerder ten onrechte besloten dat zij niet zijn belast met het waterstaatkundig beheer ten aanzien van het Zuidergat en hebben zij die reden niet ten grondslag kunnen leggen aan het besluit tot het verwijderen van de Zuidergat van de legger Geertruidenberg.
5. Conclusie
5.1
De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen, voor zover daarbij is besloten dat verweerder niet is belast met het waterstaatkundig beheer van het Zuidergat en voor zover daarbij is besloten het Zuidergat om die reden van de legger te verwijderen. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd niet toe kunnen lichten of in de legger die gold voorafgaand aan de partiële herziening normen waren opgenomen over de dimensies van de vaargeul van het Zuidergat (vb. bodem- en vaardiepte). Gelet daarop kan de rechtbank op dit moment niet vaststellen of dergelijke normen als gevolg van deze gedeeltelijke vernietiging herleven of dat verweerder dergelijke normen – in het kader van de aan hen opgedragen waterstaatkundige beheerstaak en daarmee samenhangende leggerplicht uit artikel 5.1 van de Waterwet – nog dient op te nemen in de legger. De rechtbank volstaat daarom met de enkele vaststelling van de in de wet- en regelgeving neergelegde beheerconstructie en de vernietiging van het besluit voor zover het ziet op het verwijderen van het Zuidergat van de legger.
5.2
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eisers te worden vergoed.
5.3
De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij is besloten om het Zuidergat van de legger te verwijderen;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 6 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

De Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 8:1 van de Awb
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Artikel 8:5, eerste lid, van de Awb
Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
Artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan geen beroep worden ingesteld.
De Waterwet
Artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder
oppervlaktewaterlichaam:samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens deze wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna;
Artikel 3.1, eerste lid, van de Waterwet
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de watersystemen aangewezen die volledig dan wel met uitzondering van daarbij aangewezen onderdelen bij het Rijk in beheer zijn.
Artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet
De beheerder draagt zorg voor de vaststelling van een legger, waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Van de legger maakt deel uit een overzichtskaart, waarop de ligging van waterstaatswerken en daaraan grenzende beschermingszones staat aangegeven.
Het Waterbesluit
Artikel 1.1, eerste lid, van het Waterbesluit
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder zijwater: oppervlaktewaterlichaam dat in open verbinding staat met een van de hoofdwateren.
Artikel 3.1 van het Waterbesluit
Het beheer van oppervlaktewaterlichamen die zijn vermeld in bijlage II bij dit besluit berust bij het Rijk, met uitzondering van de onderdelen van beheer van bepaalde oppervlaktewaterlichamen die zijn gelegen buiten de desbetreffende bij ministeriële regeling vastgestelde beheergrenzen.
Voorts berust bij het Rijk het beheer van de zijwateren, met uitzondering van de onderdelen van beheer van bepaalde zijwateren die zijn gelegen buiten de desbetreffende bij ministeriële regeling vastgestelde beheergrenzen.
Het beheer van de oppervlaktewaterlichamen die ingevolge het eerste lid in beheer zijn bij het Rijk, omvat mede het beheer van de daarin gelegen ondersteunende kunstwerken.
De Waterregeling
Artikel 3.2 van de Waterregeling
Het waterkwaliteitsbeheer van de in artikel 3.1 van het besluit bedoelde oppervlaktewaterlichamen en zijwateren daarvan berust bij het Rijk voor zover deze gelegen zijn binnen de grenzen als aangegeven op de kaart in bijlage II bij deze regeling.
Het waterkwantiteitsbeheer van de in artikel 3.1 van het besluit bedoelde oppervlaktewaterlichamen en zijwateren daarvan berust bij het Rijk voor zover deze zijn gelegen binnen de grenzen als aangegeven op de kaart in bijlage III bij deze regeling.
Het waterstaatkundig beheer van de in artikel 3.1 van het besluit bedoelde oppervlaktewaterlichamen en zijwateren daarvan berust bij het Rijk voor zover deze zijn gelegen binnen de grenzen als aangegeven op de kaart in bijlage IV bij deze regeling.
De Waterschapswet
Artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet
Tevens stelt het algemeen bestuur vast de legger waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen worden aangewezen.
Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
Artikel 4.7 van de OmgevingsverordeningHet waterschap is belast met het beheer van het watersysteem, gelet op de taakomschrijving opgenomen in het reglement van het betreffende waterschap op grond van de Waterschapswet.

Voetnoten

1.Artikel 78 van de Waterschapswet.
2.Artikel 8:1 van de Awb.
3.ABRvS 28 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1056, r.o. 5.1.
4.Artikel 3.1 van de Waterregeling.
5.Artikel 3.1 van het Waterbesluit.
6.Artikel 3.1, tweede lid, van het Waterbesluit.
7.Artikel 1.1, eerste lid, van het Waterbesluit.
8.Locatie 0.38.