ECLI:NL:RBZWB:2022:5868

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 20_9225
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres na medische beoordeling door het UWV

Op 7 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van eiseres, die een beroep had ingesteld tegen een besluit van het UWV. Eiseres had een Ziektewet-uitkering ontvangen, maar deze was per 31 augustus 2019 beëindigd na een eerstejaarsbeoordeling. Eiseres betwistte deze beëindiging en voerde aan dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met haar medische beperkingen, waaronder schouderklachten, urine-incontinentie en andere lichamelijke klachten. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij het beroep van eiseres eerst door de rechtbank Oost-Brabant werd behandeld en later werd doorgestuurd naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Tijdens de zitting op 25 mei 2021 werd een deskundige benoemd om de medische situatie van eiseres te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat er geen sprake was van een somatisch-symptoomstoornis en dat eiseres op de datum in geding niet beperkt was in haar functioneren. De rechtbank oordeelde dat de motivering van de deskundige overtuigend was en volgde deze in haar beoordeling. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor de beëindiging van de ZW-uitkering gerechtvaardigd was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9225 ZW

uitspraak van 7 oktober 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.W. van de Wege,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld bij de rechtbank Oost-Brabant tegen het besluit van 28 september 2020 (bestreden besluit) van het UWV over haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep doorgestuurd naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Het beroep is, gelijktijdig met het beroep van eiseres met procedurenummer 20/7528 ZW, besproken op de zitting van de rechtbank op 25 mei 2021. Hierbij waren aanwezig eiseres en haar gemachtigde, en A.G. Lavrijsen namens het UWV.
De rechtbank heeft het onderzoek op 25 mei 2021 heropend en heeft W. Nieuwdorp, psychiater, benoemd als deskundige (hierna: deskundige) voor het doen van onderzoek.
De deskundige heeft op 7 december 2021 een rapport aan de rechtbank uitgebracht.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op het rapport.
Geen van de partijen heeft aangegeven opnieuw op een zitting te willen worden gehoord. De rechtbank heeft vervolgens op 19 juli 2022 het onderzoek gesloten. De termijn voor het doen van een uitspraak is verlengd, maar dit is abusievelijk niet aan partijen gemeld.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als schoonmaakster. Voor dat werk is zij, vanuit een situatie van werkloosheid, op 5 juni 2018 uitgevallen vanwege klachten van vermoeidheid, misselijkheid en braken, hoesten en kortademigheid.
Het UWV heeft met ingang van 5 juni 2018 aan eiseres een ZW-uitkering toegekend.
In een besluit van 30 juli 2019 (primaire besluit) heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 31 augustus 2019. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
In het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 31 augustus 2019.
3.
Beroepsgronden
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij meer beperkt is dan het UWV heeft aangenomen. Er is onvoldoende rekening gehouden met haar schouderklachten, de urine-incontinentie, de allergieklachten en verschillende lichamelijke klachten die zijn geduid als een somatisch-symptoomstoornis. De psychiater Roobol heeft de diagnose somatisch-symptoomstoornis zonder ziekte-inzicht vastgesteld, met kenmerken van een obsessief compulsieve stoornis (dwangmatigheid) en vermijdende persoonlijkheidstrekken. De diagnose somatisch-symptoomstoornis wordt vermeld in de DSM 5. De verzekeringsarts b&b heeft dan ook ten onrechte gesteld dat er geen psychiatrische diagnose gesteld is. Er hadden daarom beperkingen aangenomen moeten worden in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, in het bijzonder met betrekking tot het inzicht in eigen kunnen (1.4). Ook moeten de beperkingen worden gekoppeld aan de duizeligheid, moeheid en zwakte, in het bijzonder een urenbeperking. Bij een somatischsymptoomstoornis kan het zijn dat er geen lichamelijke oorzaak voor bepaalde klachten kan worden gevonden, maar dit betekent niet dat de betrokkene deze klachten niet ervaart. Het standpunt van de verzekeringsarts b&b is op dit onderdeel niet goed gemotiveerd. Eiseres heeft de rechtbank gevraagd om een onderzoek door een onafhankelijke deskundige in te stellen.
Volgens eiseres zijn de geselecteerde functies vanwege haar beperkingen niet geschikt. De functies wikkelaar zijn ook niet geschikt omdat het opleidingsniveau VMBO vereist is. Eiseres heeft dat niet. Het diploma van de opleiding tot coupeuse dat eiseres in Marokko behaald heeft kan daarmee niet gelijkgesteld worden. De functie medewerker tuinbouw (verspener) is niet geschikt vanwege de allergie van eiseres voor gras- en boompollen. De bijkomende werkzaamheden als onkruid wieden in de kas, afval opruimen, met een bezem de grond vegen en het schoonmaken van de werktafels kunnen in verband met de allergie problemen geven.
4.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Volgens vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
5.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
6.
Medische beoordeling
6.1
Verzekeringsgeneeskundig standpunt van het UWV
Het bestreden besluit is wat betreft de medische beoordeling gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV. Een verzekeringsarts heeft het oordeel van de arts getoetst en akkoord bevonden.
De arts heeft het dossier van eiseres bestudeerd en eiseres gezien tijdens het spreekuur op 13 mei 2019. De arts heeft de anamnese van eiseres afgenomen, haar gericht lichamelijk onderzocht en de psyche onderzocht.
De arts heeft op 13 mei 2019 gerapporteerd dat eiseres vanwege een allergie voor onder andere schoonmaakmiddelen is aangewezen op een werkomgeving met weinig longprikkelende omstandigheden (stoffen, gassen, rook en dampen, zeer grote temperatuurswisselingen) en weinig allergisch prikkelende factoren. Zij is aangewezen op werk zonder contact met specifieke schoonmaakmiddelen. Het dragen van gelaatsmaskers is te ontraden. De belemmeringen die eiseres noemt ten aanzien van het tillen, maximaal 3 tot 4 kg, lijken niet te passen bij de klachten die zij noemt. Omdat deels ook sprake is van een verminderd energetisch niveau, conditieverlies, wordt zij tijdelijk beperkt geacht voor zware fysieke belastingen (tot 10 kg). De belemmeringen die eiseres ervaart, kunnen deels verklaard worden vanuit onderliggende problematiek. Zij is door de internist doorverwezen naar een psycholoog. Eiseres staat hier niet voor open. Er zijn geen objectiveerbare aanwijzingen die een urenbeperking bovenop de al gestelde beperkingen verantwoorden. Er lijkt sprake van conditionering.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 mei 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd, waaronder de medische gegevens die eiseres in bezwaar heeft ingeleverd, en eiseres gezien tijdens de hoorzitting op 2 juli 2020.
De verzekeringsarts b&b heeft op 16 september 2020 gerapporteerd dat van een forse gewichtsdaling in korte tijd zonder dat daarvoor een verklaring is te geven geen sprake is. Tijdens het onderzoek bij de verzekeringsarts [de rechtbank leest: arts] bleek dat er, behalve de allergische problematiek en de daaraan gelieerde astmatische klachten, nauwelijks andere aangetoonde medische problematiek was. Uit de medische gegevens die eiseres heeft aangedragen, blijkt niet dat op de datum in geding sprake is van persisterende problematiek die past bij een hielspoor, de schouderklachten en/of urine-incontinentie. De schouderklachten worden ruim na de datum in geding gemeld. Bij de radioloog werden op 26 november 2019, behoudens microcalcificaties, geen afwijkingen aan de schouders gevonden, geen impingement en een normaal AC-gewricht. De [verzekerings]arts heeft daarom terecht geen extra beperkingen aangenomen.
Vanwege aspecifieke duizeligheid is eiseres gezien door psychiater Roobol van de afdeling psychosomatiek van de SOLK-poli. Eiseres wilde geen psychiatrische behandeling maar nader somatisch onderzoek, ze heeft geen stress, is niet angstig en heeft geen geheugenklachten (12 november 2019). Er is geen sprake van een psychiatrisch ziektebeeld. Bij de intake wordt vanwege het ontbreken van klachten geen indicatie gezien voor een lichamelijk onderzoek. Behandeling was niet aan de orde; zo nodig kon via de huisarts psychosomatische fysiotherapie worden geadviseerd.
Uit het journaal van de huisarts blijkt op 16 juli 2019: geen oorklachten, geen tinnitus, duizeligheid sinds december met een paar keer overgeven; de laatste weken neemt de duizeligheid toe; ze is moe; bij onderzoek geen evidente afwijkingen. De huisarts heeft eiseres naar de neuroloog verwezen. De neuroloog heeft geen cerebraal afwijkingen gevonden op grond waarvan meer beperkingen aangenomen zouden moeten worden. Een MRI-cerebrum vanwege duizeligheid (BPPD) op 26 september 2019 liet geen afwijkingen zien, evenals de daarbij aansluitende aanvullende onderzoeken.
De immunotherapie voor desensibilisatie op bomen en grassen, één maal per twee maanden, heeft al een aantal jaren een goed en merkbaar effect met minder last van loopneus. Wel wordt in 2018 gemeld dat de immunotherapie na de injectie migraine kan veroorzaken. Eiseres heeft de neuroloog op 21 november 2018 verteld dat zij sinds meer dan 18 jaar twee tot drie migraine-aanvallen per jaar heeft. Zij wordt daarvoor verder begeleid door de huisarts.
De longfunctie is een aantal jaren als normaal gemeten.
Verder zijn er bij een X-thorax op 26 juli 2018 geen afwijkingen gevonden, bij een slikfoto op 19 maart 2018 geen afwijkingen, nausea zonder pathologie, x oesophagus 20 december [lees: november] 2017 geen passage stoornissen, op 24 januari 2018 is geen OSAS gevonden en er waren op 7 juni 2017 bij een mammografie links geen aanwijzingen voor maligniteit.
De verzekeringsarts b&b concludeert dat de beperkingen die de arts heeft vastgesteld aansluiten bij de onderzoeksbevindingen en bij de aard en ernst van de aanwezige geobjectiveerde medische problematiek. De verzekeringsarts b&b ziet in bezwaar geen reden om daarvan af te wijken.
De verzekeringsarts b&b rapporteert op 18 mei 2021 naar aanleiding van de beroepsgronden dat in de FML rekening is gehouden met het geobjectiveerde deel van de fysieke klachten van eiseres. Niet alle klachten van eiseres kunnen echter worden verklaard door een geobjectiveerde oorzaak. De medisch specialisten hebben die in ieder geval niet gevonden voor bijvoorbeeld de schouder- en duizeligheidsklachten. De psychiater benoemde de klachten als een somatisch-symptoomstoornis met kenmerken van een obsessief compulsieve stoornis en vermijdende persoonlijkheidstrekken. De persoonlijkheidstrekken zijn geen psychiatrische stoornis. Bij een somatisch-symptoomstoornis moet onder andere sprake zijn van een significante verstoring van het dagelijks leven als gevolg van lichamelijke klachten. De verzekeringsarts b&b ziet niet in dat sprake is van zo’n verstoring. Daarom is volgens de verzekeringsarts b&b geen sprake van een somatisch-symptoomstoornis, ook al noemt de psychiater dat wel als diagnose. Dat daarvan geen sprake is, blijkt ook uit de behandeling die de psychiater voorstelt.
6.2
Rapport van de deskundige
De deskundige heeft het dossier bestudeerd, waaronder het medicatie-overzicht van 19 augustus 2021 dat eiseres heeft ingediend. Ook heeft de deskundige eiseres op 19 augustus 2021 gesproken en onderzocht. Een deel van de anamnese is verricht door de GZpsycholoog [naam psycholoog] .
De deskundige schrijft dat eiseres een scala aan lichamelijke klachten rapporteert en dat op somatisch gebied verschillende problemen spelen, onder andere astma, allergieën waarvoor behandeling door een allergoloog, schildklierproblemen waarvoor medicamenteuze behandeling door de huisarts, een vitamine B12 en vitamine D tekort, en in 2021 een corona-infectie. Voor de klachten van vermoeidheid, duizeligheid en misselijkheid waarvan eiseres sinds de uitval in 2018 last is blijven houden, kon onder andere door de internist en de neuroloog geen verklaring worden gevonden. Daarom is sprake van somatisch onverklaarbare lichamelijke klachten. Volgens de deskundige is geen sprake van een somatisch-symptoomstoornis, omdat niet blijkt van disproportionele en persisterende zorgen of een hoge mate van angst over de ernst van deze klachten. Ook voor de aanwezigheid van een andere psychiatrische stoornis worden onvoldoende aanwijzingen gevonden. Er zijn geen stemmings-, angst- of cognitieve stoornissen. Ook voor de aanwezigheid van persoonlijkheidspathologie en een obsessief compulsieve stoornis worden geen aanwijzingen gezien. Op de datum in geding 31 augustus 2019 waren de klachten in lichtere mate aanwezig, zodat ook toen geen sprake was van een psychiatrische stoornis. Er zijn daarom per die datum geen beperkingen in het functioneren die voortvloeien uit een psychiatrische stoornis. De deskundige stemt daarom vanuit haar vakgebied per de datum in geding in met de FML die de arts van het UWV heeft vastgesteld. De deskundige stemt in met het standpunt van het UWV dat eiseres op 31 augustus 2019 niet beperkt was voor inzicht in eigen kunnen, omdat geen psychiatrische diagnose kan worden vastgesteld. Om dezelfde reden vindt de deskundige dat eiseres vanuit psychiatrisch oogpunt in staat is om de geselecteerde functies te verrichten.
6.3
Beoordeling door de rechtbank
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt.
Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich hier voor. De motivering van de deskundige is overtuigend. Het uitgebrachte rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Eiseres heeft tegen dit rapport geen bezwaren aangevoerd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de conclusie van de deskundige niet te volgen. De rechtbank voegt hieraan over de allergieklachten toe dat die tot diverse beperkingen hebben geleid. Verder blijkt uit de gedingstukken dat eiseres het bestaan van schouderklachten voor het eerst ruim na de datum in geding 31 augustus 2019 gemeld heeft bij de verzekeringsarts b&b. De huisarts heeft eiseres in verband met deze klachten op 13 november 2019 doorverwezen voor echografisch onderzoek. De rechtbank overweegt ook dat de verzekeringsarts b&b de urine-incontinentie klachten bij de beoordeling heeft betrokken. De rechtbank overweegt bovendien dat de subjectieve beleving van een betrokkene van haar klachten niet beslissend is bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij haar zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de objectief vast te stellen beperkingen voor arbeid. Gelet op het voorgaande heeft het UWV terecht geen aanleiding gezien om een urenbeperking vast te stellen.
De rechtbank concludeert dat niet gebleken is dat in de FML van 13 mei 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
7.
Geschiktheid voor de functies
7.1
Arbeidskundig standpunt van het UWV
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, op 23 september 2020 de volgende drie functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: wikkelaar (nieuw en revisie) (Sbc-code 267053), medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (Sbc-code 111010) en medewerker intern transport (Sbc-code 111220).
De arbeidsdeskundige b&b heeft op 10 mei 2021 naar aanleiding van de beroepsgronden de geschiktheid voor de functies toegelicht.
7.2
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de toelichting van de arbeidsdeskundige in het resultaat functiebeoordeling van 6 augustus 2019 en naar de toelichting van de arbeidsdeskundige b&b in de rapporten van 23 september 2020 en 10 mei 2021. Daarmee is inzichtelijk en voldoende gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geselecteerde functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 6.3 heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist.
De rechtbank overweegt dat de arbeidsdeskundige b&b in de rapporten van 23 september 2020 en 10 mei 2021 inzichtelijk en voldoende heeft gemotiveerd waarom de functies wikkelaar passend zijn gelet op het opleidingsniveau van eiseres. Eiseres heeft niet concreet en controleerbaar aannemelijk gemaakt dat het standpunt van de arbeidsdeskundige b&b niet juist is.
De rechtbank concludeert dat de drie geselecteerde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
8.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geselecteerde functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen beroepsgronden heeft aangevoerd, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 31 augustus 2019.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
9.
Proceskosten
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier, op 7 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.