In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 september 2022 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, waarbij de voorlopige zorgregeling voor hun minderjarige kind is vastgesteld. Vanwege een lange wachtlijst voor hulpverlening hebben partijen een voorlopige zorgregeling overeengekomen, waarbij het hoofdverblijf van het kind bij de vrouw is bepaald. De rechtbank heeft de verzoeken inzake kinder- en partneralimentatie en de verdeling van de gemeenschap aanhouden in afwachting van de resultaten van het zorgtraject. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man een onderhoudsbijdrage van € 281 per maand voor de minderjarige en € 189 per maand voor de vrouw moet betalen, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheiding. Tevens is de man gehouden om een bedrag van € 1.950 aan de vrouw te betalen wegens benadeling van de gemeenschap door de verkoop van een Rolex zonder deugdelijke besteding van de opbrengst. De rechtbank heeft de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap gelast, waarbij partijen in gelijke mate delen in de baten en lasten van de gemeenschap. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en partijen zijn doorverwezen voor hulpverlening in het kader van het Uniform Hulpaanbod.