ECLI:NL:RBZWB:2022:5954

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
C/02/401807 / HA RK 22-189
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. de Roos
  • J. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 oktober 2022 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen de rechters die betrokken waren bij zijn bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. [voorletters] Hertsig, mr. [voorletters] Broeders en mr. [voorletters] de Putter, die als bestuursrechters optraden in de hoofdzaak. De verzoeker stelde dat mr. Hertsig de schijn van partijdigheid had gewekt door eerder als voorzieningenrechter een verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor wraking niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechters niet onpartijdig konden oordelen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die deze veronderstelling konden weerleggen. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden geen zwaarwegende aanwijzingen voor vooringenomenheid opleverden. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/401807 / HA RK 22-189
beslissing van 13 oktober 2022 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht van
[naam verzoeker],
verzoeker.

1.Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hoofdzaak met zaaknummer BRE 22/2219 CHW,
 het proces-verbaal van de zitting van 28 september 2022 waarin de wrakingsgronden zijn opgenomen,
 het e-mailbericht namens de gewraakte rechters van 28 september 2022 waarin staat dat zij niet in de wraking berusten,
 het verweerschrift van de gewraakte rechters van 7 oktober 2022,
 de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op de zitting van 10 oktober 2022 waarbij mr. [voorletters] Hertsig, één van de gewraakte rechters, aanwezig was.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. [voorletters] Hertsig, mr. [voorletters] Broeders en mr. [voorletters] de Putter (hierna: de rechters), optredend als bestuursrechters in de bovengenoemde hoofdzaak. Dit verzoek berust op de gronden zoals die door verzoeker uiteen zijn gezet tijdens de zitting van 28 september 2022.
2.2
De rechters berusten niet in het verzoek tot wraking.

3.Feiten

3.1
In de hoofdzaak gaat het om het beroep van verzoeker en [naam] tegen het besluit van het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta van 2 maart 2022 tot vaststelling van het projectplan West Brabantse Waterlinie. De stichting Het Noordbrabants Landschap neemt als derde partij aan het geschil deel.
3.2
Verzoeker en [naam] hebben naast het beroep ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Bij uitspraak van 30 juni 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3592, heeft mr. [voorletters] Hertsig in de hoedanigheid van voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang.
3.3
Op 28 september 2022 heeft er een zitting plaatsgevonden in het beroep in de hoofdzaak. Tijdens deze zitting heeft verzoeker gevraagd om de behandeling van het beroep aan te houden. Vervolgens heeft verzoeker de rechters gewraakt.

4.Het standpunt van verzoeker

4.1
Volgens verzoeker heeft mr. [voorletters] Hertsig de schijn van partijdigheid gewekt door zitting te nemen in de meervoudige kamer die op het beroep moet beslissen na eerder als voorzieningenrechter het samenhangende verzoek om een voorlopige voorziening te hebben afgewezen.
4.2
Daarnaast hebben de rechters volgens verzoeker de schijn van partijdigheid gewekt door het afwijzen van zijn verzoek om aanhouding van het beroep.

5.Het standpunt van de rechters

5.1
De rechters hebben in reactie op het standpunt van verzoeker het volgende aangevoerd.
5.2
De omstandigheid dat mr. [voorletters] Hertsig het verzoek om een voorlopige voorziening heeft afgewezen is volgens vaste wrakingsrechtspraak op zichzelf geen aanleiding voor de conclusie dat zij niet onpartijdig zou kunnen oordelen over het beroep. Bijkomende bijzondere omstandigheden die dit anders zouden kunnen maken, zijn er niet. Daar komt bij dat het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen vanwege het ontbreken van spoedeisend belang, zodat er geen voorlopig oordeel over het beroep is gegeven. Er is bewust niet gekozen voor de mogelijkheid om het beroep tegelijk met het verzoek om een voorlopige voorziening af te doen teneinde een aantal vragen aan het waterschap te stellen en de zaak te verwijzen naar een meervoudige kamer.
5.3
Op het verzoek om aanhouding is nog niet beslist. Tijdens de zitting van 28 september 2022 is gepoogd om daarover met partijen in gesprek te gaan, maar daarvan is het niet gekomen omdat verzoeker daarvóór de rechters al had gewraakt en meteen daarna de zittingszaal heeft verlaten. Een gesprek over het verzoek om aanhouding was onder meer aangewezen omdat op de hoofdzaak de Crisis- en herstelwet van toepassing is. Dit brengt met zich dat er een kortere uitspraaktermijn geldt dan gebruikelijk. Overigens is een beslissing op een verzoek om aanhouding een procesbeslissing en zijn procesbeslissingen in beginsel geen aanleiding voor een gegrond wrakingsverzoek.

6.De beoordeling

Beoordelingskader
6.1
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2
Voorop moet worden gesteld dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dit is slechts anders als zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij vooringenomen is, of dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de wrakingsgronden
6.3
Naar het oordeel van de wrakingskamer kunnen uit de door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden geen zwaarwegende aanwijzingen zoals bedoeld in 6.2 worden afgeleid. De wrakingskamer overweegt daartoe als volgt.
6.4
In de hiervoor genoemde uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is slechts geoordeeld dat daarbij geen spoedeisend belang bestaat. Er is niet vooruitgelopen op de te nemen beslissing in beroep. Alleen al hierom levert deze uitspraak geen zwaarwegende aanwijzing op dat mr. [voorletters] Hertsig jegens verzoeker vooringenomenheid koesterde, of dat de bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
6.5
Uit het proces-verbaal van de zitting van 28 september 2022 blijkt dat verzoeker direct bij binnenkomst in de zittingszaal heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep, dat hij niet is ingegaan op de uitnodiging van de rechters om te gaan zitten en het verzoek om aanhouding te bespreken en dat hij meteen de rechters heeft gewraakt en de zittingszaal weer heeft verlaten. Uit dit proces-verbaal, noch uit de dossierstukken, is gebleken dat de rechters een beslissing hebben genomen op het verzoek om aanhouding. Nu dus, in tegenstelling tot wat verzoeker aanvoert, geen sprake is van een afwijzing van een verzoek om aanhouding, kan daarin ook geen zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid worden gevonden.
6.6
Ten overvloede wijst de wrakingskamer erop dat een beslissing op een verzoek om aanhouding een procesbeslissing is en dat de wrakingskamer zich niet mag uitspreken over procesbeslissingen. De reden daarvoor is dat tegen een uitspraak van de rechtbank hoger beroep openstaat waarbij dit aan de orde kan komen.
6.7
De conclusie is dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot wraking af;
 bepaalt dat de behandeling van de zaak met zaaknummer BRE 22/2219 CHW zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is genomen op 13 oktober 2022 door mr. Van Kralingen, rechter en voorzitter, en mr. De Roos en mr. Römers, rechters, in aanwezigheid van mr. Hamans, griffier. Deze beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.