ECLI:NL:RBZWB:2022:5962
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Karsten-Badal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd met ingang van 1 oktober 2020, waarbij het UWV aanvankelijk een mate van arbeidsongeschiktheid van 44,93% had vastgesteld. Na bezwaar heeft het UWV deze mate verhoogd naar 46,20%. Eiser is van mening dat zijn arbeidsongeschiktheid hoger is en dat hij recht heeft op een IVA-uitkering, omdat hij duurzaam arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2022 ter zitting behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren.
De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij rapporten van verzekeringsartsen zijn betrokken. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser per 1 oktober 2020 voor 46,20% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelt dat de medische onderzoeken zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de door eiser aangevoerde klachten niet leiden tot een andere beoordeling van zijn belastbaarheid. Eiser heeft geen nieuwe of andere medische gegevens overgelegd die de conclusie van het UWV zouden kunnen weerleggen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser om een IVA-uitkering af, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid niet voldoet aan de vereisten voor een dergelijke uitkering. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. Karsten-Badal, rechter, en openbaar gemaakt op 12 oktober 2022.