ECLI:NL:RBZWB:2022:6009

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
21-016657
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van privételefoon

Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die zijn privételefoon terugvorderde. Klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.M. Dunsbergen, had in zijn klaagschrift aangevoerd dat de inbeslagname van zijn telefoon onterecht was, omdat hij deze niet door een strafbaar feit had verkregen. De officier van justitie, mr. R. in ’t Veld, stelde echter dat er nog steeds een strafvorderlijk belang was bij het handhaven van het beslag, omdat de telefoon mogelijk bewijs kon leveren in de strafzaak tegen klager, waarin hij werd verdacht van mishandeling, bedreiging en stalking. Tijdens de behandeling in raadkamer op 24 januari 2022 was klager niet aanwezig, maar zijn raadsvrouw voerde aan dat de werktelefoon inmiddels was teruggegeven en dat het klaagschrift enkel betrekking had op de privételefoon.

De rechtbank overwoog dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de telefoon, omdat het Openbaar Ministerie voornemens was om de verbeurdverklaring van de telefoon te vragen. De rechtbank stelde vast dat er een redelijk vermoeden van schuld aan de verweten gedragingen bestond, gebaseerd op de aangifte van de vrouw van klager en het onderzoek naar de telefoon. De rechtbank oordeelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de privételefoon zou bevelen. Daarom verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond en klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot teruggave van de werktelefoon.

De beslissing werd genomen door mr. E.B. Prenger, rechter, en is op 1 februari 2022 uitgesproken in het openbaar. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-277902-21
rk.nummer: 21-016657
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. H.M. Dunsbergen, advocaat te Breda, op het adres Parkstraat 10 (postadres: 460, 4803 ER Breda).

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 21 oktober 2021 onder klager in beslag is genomen: een telefoontoestel van het merk Samsung, kleur zwart (verder te noemen: de privételefoon);
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 1 november 2021 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 24 januari 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. R. in ’t Veld en mr. S. van Minderhout als gemachtigd raadsvrouw van klager, waarnemend voor mr. H.M. Dunsbergen.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager.
Daartoe is aangevoerd dat in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer op 14 oktober 2021 meerdere telefoons onder klager in beslag zijn genomen. Klager heeft op 21 oktober 2021 vernomen dat de officier van justitie heeft beslist tot vervreemding van zijn privételefoon. Klager stelt eigenaar te zijn van deze telefoon en wenst teruggave daarvan aan hem. Klager heeft de telefoon niet door enig strafbaar feit verkregen of onttrokken aan een rechtshebbende. Naar zijn mening verzet het belang van strafvordering zich niet tegen de gevraagde teruggave.
De raadsvrouw heeft in aanvulling op het klaagschrift in raadkamer aangevoerd dat de werktelefoon reeds is teruggeven aan klager en dat het klaagschrift thans nog ziet op de privételefoon van klager.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en zich opnieuw op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Hoewel het onderzoek naar de privételefoon reeds is afgerond, bestaat er nog wel een strafvorderlijk belang voor handhaving van het beslag nu het Openbaar Ministerie voornemens is om tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak de verbeurdverklaring van de telefoon te vragen omdat de strafbare feiten deels daarmee zijn gepleegd. De officier van justitie acht het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, ook de verbeurdverklaring van de telefoon zal bevelen.
De raadsvrouw heeft in reactie op het standpunt van de officier van justitie aangevoerd dat klager ontkent de strafbare feiten te hebben gepleegd. Op de telefoon staan foto’s en berichten die gevoelige, belangrijke en persoonlijke gegevens omvatten. Nu de telefoon evident bedoeld is voor privégebruik, acht de raadsvrouw een verbeurdverklaring disproportioneel. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat het onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de privételefoon zal bevelen. Het strafvordelijk belang verzet zich dan ook niet tegen teruggave van de telefoon. De raadsvrouw verzoekt het klaagschrift gegrond te verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
Gelet op de mededeling van de raadsvrouw in raadkamer dat klager zijn werktelefoon inmiddels heeft teruggekregen, stelt de rechtbank vast dat het betreffende beslag daarmee is geëindigd. De rechtbank zal klager in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv ten aanzien van de privételefoon van klager als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
De rechtbank overweegt dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De toe te passen maatstaf sluit niet uit dat de rechtbank, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:379 (https://www.navigator.nl/document/id12ee88abfa644cd3861417ec5b4d9cda?anchor=id-3b75fcf8-2685-4550-92bf-b6a83e564b80)).
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de voorhanden zijnde stukken en op basis van hetgeen in raadkamer door de officier van justitie naar voren is gebracht, jegens klager een redelijk vermoeden van schuld aan de verweten gedragingen - mishandeling, bedreiging en stalking - kan volgen. Op 15 september 2021 heeft de vrouw van klager, [vrouw van klager] , hiervan aangifte gedaan. Uit de aangifte volgt onder meer dat klager steeds contact met aangeefster blijft zoeken ondanks dat zij heeft aangegeven geen contact meer te wensen. Naar aanleiding van de aangifte zijn op 14 oktober 2021 onder klager een tweetal telefoons in beslag genomen. Uit nader onderzoek naar de privételefoon van klager blijkt dat in de periode van 28 juni 2021 tot en met 15 september 2021 veelvuldig contact is geweest tussen klager en aangeefster en dat het initiatief vaker bij klager lag. Gelet daarop - uitgaande van de stand van zaken ten tijde van de behandeling van het klaagschrift en met inachtneming van het summiere karakter van de raadkamer - acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de privételefoon zal bevelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift voor zover het gericht is tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag op de werktelefoon;
- verklaart het klaagschrift voor zover het gericht is tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag op de privételefoon ongegrond.
Deze beslissing is op 1 februari 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).