ECLI:NL:RBZWB:2022:6014

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
C/02/401305 / KG ZA 22-436
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing executoriaal beslag en ontruiming in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiseres, HNV-VASTGOED BV, vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagden, waaronder een executeur testamentair. Eiseres vorderde primair de opheffing van een executoriaal beslag dat was gelegd op een onroerende zaak, gelegen in Oisterwijk, en subsidiair de ontruiming van deze onroerende zaak. De vordering tot opheffing van het beslag werd afgewezen omdat de voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagden niet bevoegd waren om het beslag op te heffen, aangezien zij niet de beslagleggers waren. De voorzieningenrechter verwierp ook het verweer van gedaagden dat het beslag onterecht was gelegd, omdat het beslag was gelegd op verzoek van de bewindvoerder van de overleden [gedaagde 1]. Eiseres had niet aangetoond dat het beslag was gelegd op basis van een niet-bestaande vordering. Daarnaast werd de vordering tot ontruiming afgewezen wegens gebrek aan belang, aangezien eiseres al beschikte over een executoriale titel voor ontruiming. De voorzieningenrechter heeft eiseres in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 314,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster II Handelszaken
Locatie Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/401305 / KG ZA 22-436
Vonnis in kort geding van 17 oktober 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HNV-VASTGOED BV,
gevestigd te Chaam,
eiseres,
advocaat mr. C.M. van der Corput,
tegen
1.
[gedaagde / executeur]in persoon alsmede in zijn hoedanigheid van executeur testamentair van de heer
[gedaagde 1],
wonende te [Plaatsnaam] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaatsnaam] ,
gedaagden,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 september 2022, met producties genummerd 1 tot en met 7,
  • de wijziging van eis, ter griffie ingekomen op 29 september 2022,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 3 oktober 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eiseres vordert dat de voorzieningenrechter, rechtsprekend in kort geding, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. Op grond van artikel 438 lid 3 Rv het beslag opheft, zoals gelegd op de onroerende zaak, gelegen aan [adres] kadastraal bekend gemeente Oisterwijk, [Perceelnummer] , groot 286 m²;
Subsidiair
II. Gedaagden primair hoofdelijk gebiedt over te gaan tot opheffing van het beslag, zoals is gelegd op de onroerende zaak, gelegen aan de [adres] , kadastraal bekend gemeente Oisterwijk, [Perceelnummer] , groot 286 m², op straffe van een dwangsom van € 50.000,00 per dag, te verbeuren voor iedere dag die verstrijkt nadat twee dagen na betekening van het vonnis zijn verstreken en niet aan het vonnis is voldaan;
Primair en subsidiair
III. Gedaagden sub 1 en 2 veroordeelt tot het ontruimen van de onroerende zaak, gelegen aan [adres] , kadastraal bekend gemeente Oisterwijk, [Perceelnummer] , groot 286 m², met al het zijne en de zijnen per 1 oktober 2022 op straffe van een dwangsom van € 50.000,00 per dag, te verbeuren voor iedere dag die verstrijkt zonder dat binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan het vonnis is voldaan, zo nodig met behulp van de sterke arm de ontruiming te bewerkstelligen;
IV. Gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de procedure.
2.2.
Gedaagden voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
  • Eiseres is met gedaagden op 20 februari 2021 een koopovereenkomst aangegaan met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan de [adres] , Kadastraal bekend gemeente Oisterwijk, [Perceelnummer] groot 286 m² (hierna: de onroerende zaak), voor de koopsom van € 310.000,00. De levering zou plaatsvinden uiterlijk 1 maart 2022 of zoveel eerder als partijen overeenkomen. Ten aanzien van de leveringsdatum is op 7 september 2021 een addendum tot stand gekomen.
  • Op 20 augustus 2021 hebben gedaagden (voor een tweede maal) de onroerende zaak verkocht aan [tweede koper]
  • Bij dagvaarding d.d. 30 september 2021 heeft eiseres een vordering tot nakoming van de koopovereenkomst ingesteld tegen gedaagden.
  • Op 9 juni 2022 heeft in die zaak een mondelinge behandeling plaatsgevonden, tegelijkertijd met de zaak die [tweede koper] tegen gedaagden was gestart.
  • Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juni 2022 is tussen partijen een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, welke is opgenomen in een proces- verbaal. Overeengekomen werd onder meer:

1. [gedaagden] zal onmiddellijk medewerking verlenen aan notariële levering van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] , kadastraal bekend: gemeente Oisterwijk, [Perceelnummer] , groot 286 vierkante meter, aan HNV tegen betaling van de restantkoopsom van € 273.000,00 door HNV aan [gedaagden] De onroerende zaak zal geleverd worden vrij van hypotheek en beslagen.
2. [gedaagden] verleent bij deze een onherroepelijke volmacht aan HNV om de notariële levering zoals genoemd onder I. tot stand te brengen.
(…)
4. [gedaagden] zal de woning uiterlijk 1 oktober 2022 leeg en ontruimd opleveren. Tot die tijd zal hij kosteloos van de woning gebruik mogen maken.
(…)”
  • Bij e-mailbericht d.d. 1 juli 2022 is de bewindvoerder van [gedaagde 1] door eiseres verzocht het executoriaal beslag op te heffen.
  • Bij e-mailbericht d.d. 8 september 2022 heeft de raadsman van eiseres [gedaagde / executeur] verzocht het executoriaal beslag op te heffen.
3.2.
Eiseres verwijst naar het proces-verbaal van 9 juni 2022 en voert aan dat op grond van de hierin opgenomen vaststellingsovereenkomst gedaagden onmiddellijk medewerking dienen te verlenen aan reële levering van de onroerende zaak. Gedaagden hebben daartoe ook een onherroepelijke volmacht aan eiseres verstrekt. Eiseres heeft pogingen ondernomen om de onroerende zaak daadwerkelijk geleverd te krijgen, maar werd ermee geconfronteerd dat er op 20 mei 2022, op verzoek van de beschermingsbewindvoerder van [gedaagde 1] (hierna: [gedaagde 1] ), een executoriaal beslag is gelegd op de onroerende zaak, vanwege een vermeende vordering van [gedaagde 1] op [gedaagde / executeur] . [gedaagde 1] is onlangs overleden en [gedaagde / executeur] is tot executeur van de nalatenschap van [gedaagde 1] benoemd. [gedaagde / executeur] heeft in zijn hoedanigheid van executeur getracht het beslag op de onroerende zaak op te heffen, maar is daar niet in geslaagd omdat de deurwaarder en de advocaat die heeft opgetreden voor [gedaagde 1] daaraan niet willen meewerken vanwege (kort samengevat) de dubbele positie van [gedaagde / executeur] als beslagene en executeur.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat [gedaagde / executeur] een spelletje speelt, eerst door twee keer hetzelfde pand te verkopen en vervolgens, voordat een regeling wordt getroffen met beide kopers, beslag te laten leggen op grond van een niet bestaande vordering. Voorts voert zij aan dat de prijs van de onroerende zaak zoals overeengekomen dusdanig is dat bij een executoriale verkoop zeker geen hogere prijs te verwachten zal zijn.
3.3.
Gedaagden hebben ter zitting aangevoerd dat de bewindvoerder niet bevoegd was tot het leggen van beslag, omdat de heer [gedaagde 1] reeds was overleden op het moment van beslaglegging (24 mei 2022). Daarnaast wordt aangevoerd dat de verkoopprijs van de onroerende zaak onder de woz-waarde ligt en dat medewerking aan de verkoop voor de betreffende koopprijs mogelijk zou leiden tot belastingontduiking, waaraan gedaagden niet willen meewerken.
[gedaagde / executeur] heeft meermaals aan de deurwaarder, bewindvoerder en advocaat van de bewindvoerder gevraagd om het beslag op te heffen, maar zij willen hieraan geen medewerking verlenen. Zij voeren tot slot aan dat zij het niet eens zijn met de vaststellingsovereenkomst.
Opheffen executoriaal beslag
3.4.
Het spoedeisend belang van eiseres bij haar vordering tot opheffing van het beslag vloeit voort uit de aard van de vordering. Of de vorderingen van eiseres op materiele gronden ook toewijsbaar zijn wordt hierna beoordeeld.
3.5.
Uit het proces-verbaal van de deurwaarder van de executoriale beslaglegging blijkt dat het executoriaal beslag op 20 mei 2022, en dus een dag vóór het overlijden van [gedaagde 1] , is gelegd. Het verweer van gedaagden dat de bewindvoerder op het moment van de beslaglegging niet langer bevoegd was, zal dan ook als feitelijk onjuist worden verworpen.
3.6.
Eiseres vordert opheffing van een executoriaal beslag. De voorzieningenrechter kan in geval van een executiegeschil op grond van artikel 438, lid 2 Rv, een executoriaal beslag slechts opheffen indien hij van oordeel is dat de executerende beslaglegger – mede gelet op de belangen die aan de zijde van de beslagene door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging, zodat de executerende beslaglegger, indien hij toch gebruik maakt van die bevoegdheid onrechtmatig handelt jegens de beslagene, dan wel misbruik maakt van recht.
3.7.
Gelet op voornoemd toetsingskader, dient een vordering tot opheffing van beslag gericht te zijn aan de beslagleggers. Zij hebben immers het beslag laten leggen ten behoeve van hun vordering en zijn dan ook bij machte om over te gaan tot opheffing van het beslag. Nu [gedaagde / executeur] (in persoon) en [gedaagde 2] het executoriaal beslag niet hebben laten leggen, zijn zij niet bij machte om over te gaan tot opheffing van het beslag. Dit kan niet omzeild worden door een vordering in te stellen tot opheffing van het beslag door de voorzieningenrechter zelf. De vordering tot opheffing van het beslag, voor zover gericht tegen [gedaagde / executeur] in persoon en [gedaagde 2] , zal dan ook worden afgewezen.
De stellingen van [gedaagde / executeur] en [gedaagde 2] over de mogelijke belastingontduiking en dat zij het niet eens zijn met de vaststellingsovereenkomst, hoeven daarom niet beoordeeld te worden.
3.8.
Ten aanzien van de vordering tot opheffing van het executoriaal beslag, voor zover gericht jegens [gedaagde / executeur] in zijn hoedanigheid van executeurr in de nalatenschap van [gedaagde 1] , overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Eiseres vordert opheffing van een executoriaal beslag dat, op verzoek van (de bewindvoerder van) de heer [gedaagde 1] , ten laste van [gedaagde / executeur] in persoon is gelegd op de onroerende zaak. Nu [gedaagde 1] is overleden valt de, aan dit executoriaal beslag ten grondslag liggende, vordering van [gedaagde 1] op [gedaagde / executeur] in de nalatenschap van [gedaagde 1] . [gedaagde / executeur] is de executeur van de nalatenschap van [gedaagde 1] . Op grond van artikel 4:145 BW vertegenwoordigt [gedaagde / executeur] in die hoedanigheid de erfgenamen van [gedaagde 1] in en buiten rechte.
3.9.
Eiseres heeft in het geheel niet aangevoerd dat (de erfgenamen van) [gedaagde 1] met het leggen van executoriaal beslag, ter zake de vordering die zij hebben op [gedaagde / executeur] in persoon, misbruik maken van bevoegdheid. Zij stelt in de dagvaarding wel dat het executoriale beslag is gelegd op grond van een niet bestaande vordering, maar zij onderbouwt deze stelling niet. Het enkele feit dat dit executoriaal beslag is gelegd ten laste van [gedaagde / executeur] , die na die beslaglegging tevens executeur is geworden van de nalatenschap waarin de vordering waarvoor beslag is gelegd valt, is onvoldoende om de gevolgtrekking te rechtvaardigen dat sprake is van een niet-bestaande vordering. Eiseres heeft verder gesteld dat [gedaagde / executeur] en [gedaagde 2] de op 9 juni 2022 gesloten vaststellingsovereenkomst met eiseres niet nakomen door de onroerende zaak niet (zonder beslagen) te leveren aan eiseres. Dit is geen deugdelijke grondslag voor opheffing van een executoriaal beslag. Het executoriale beslag staat los van de vaststellingsovereenkomst van 9 juni 2022. Eiseres beargumenteert niet waarom haar recht op levering van de onroerende zaak voorrang dient te hebben op het (eerder gelegde) executoriale beslag. De vordering tot opheffing van het executoriaal beslag zal, ook ten aanzien van [gedaagde / executeur] in zijn hoedanigheid van executeur testamentair in de nalatenschap van [gedaagde 1] , worden afgewezen.
Ontruiming
3.10.
Ten aanzien van de vordering tot ontruiming stelt de voorzieningenrechter vast dat eiseres hiervoor reeds over een voor executie vatbare titel beschikt in de vorm van de grosse van het proces-verbaal van 9 juni 2022. Eiseres heeft dit erkend, maar aangevoerd het zekere voor het onzekere te willen nemen door in kort geding nogmaals ontruiming te vorderen. Aangezien eiseres reeds beschikt over een titel om tot ontruiming over te kunnen gaan, zal deze vordering worden afgewezen wegens gebrek aan belang.
Proceskosten
3.11.
Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op € 314,00 aan griffierecht.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 314,00,
4.3.
verklaart voornoemde proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2022.