Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 26 januari 2022 met de daarin genoemde processtukken;
- de akte overleggen producties van [gedaagde sub 1] , Proftraffic en MM Holding met producties 2 tot en met 5;
- de akte overleggen productie van ING met productie 20;
- de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling van 20 september 2022, de spreekaantekeningen van ING en de spreekaantekeningen van [gedaagde sub 2] .
2.De feiten
- compte joint- en mede aansprakelijkheidsovereenkomst, afgegeven door Proftraffic en MM Holding;
- verpanding bedrijfsuitrusting, voorraden en boekvorderingen (eerste pandrecht) van Proftraffic en MM Holding;
- non-onttrekkingsverklaring van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ;
- borgstelling voor een bedrag van € 50.000,00 van [gedaagde sub 1] ;
- borgstelling voor een bedrag van € 50.000,00 van [gedaagde sub 2] ;
- verpanding vorderingsrechten (eerste pandrecht) op Atradius Credit Insurances N.V. van Proftraffic.
(…) Onder verwijzing naar onze brief van 16 juni 2017 waarin wij ons pandrecht op de vorderingen van MM Holding B.V. (hierna MM) – welke tot zekerheid van de terugbetaling van het krediet aan MM aan ING dient – aan u openbaar hebben gemaakt (…)”.
(…) ING heeft de plicht de belangen van het RVO te behartigen en inspanningen te verrichten het geclaimde bedrag te verhalen op die partij / persoon die daarvoor aansprakelijk is (…)”.
3.Het geschil
- een bedrag in hoofdsom van € 167.154,97 alsmede een bedrag aan vertragingsrente van € 17.686,80 en in de wettelijke rente over de hoofdsom van € 167.154,97 vanaf juli 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- een bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 2.725,00;
- de kosten van deze procedure, waaronder de kosten van het beslag (tot op heden € 1.050,13), alsmede in de nakosten ad € 131,00 dan wel, indien betekening van het vonnis plaatsvindt, ad € 199,00, met bepaling dat daarover wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de datum van het in deze te wijzen vonnis.
4.De beoordeling
Betaling RVO
5.De beslissing
26 oktober 2022een akte dient te nemen als bedoeld in rechtsoverweging 4.6. van dit vonnis en bepaalt dat [gedaagden] bij antwoordakte kunnen reageren zoals is omschreven in 4.6.;