Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2022 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [woonplaats] , eiser
,verweerder.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft eiser op 18 januari 2022 beroep ingesteld tegen het besluit van 23 december 2021 van het UWV, waarin zijn bezwaar tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiser ontving een uitkering op basis van de Ziektewet, maar het UWV stelde dat hij te laat bezwaar had gemaakt. Eiser voerde aan dat hij door een verkeersongeval en andere omstandigheden niet in staat was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen. De rechtbank heeft op 22 september 2022 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn is aangevangen op 9 oktober 2021 en geëindigd op 19 november 2021. Eiser heeft zijn bezwaarschrift pas op 6 december 2021 ingediend, wat buiten de termijn viel. De rechtbank oordeelde dat het UWV de niet-ontvankelijkverklaring terecht had uitgesproken, omdat eiser niet voldoende bijzondere omstandigheden had aangetoond die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr.drs. E.J. Govaers en openbaar gemaakt op 17 oktober 2022. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.