ECLI:NL:RBZWB:2022:6058

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 22_315
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen beëindiging uitkering Ziektewet

In deze zaak heeft eiser op 18 januari 2022 beroep ingesteld tegen het besluit van 23 december 2021 van het UWV, waarin zijn bezwaar tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiser ontving een uitkering op basis van de Ziektewet, maar het UWV stelde dat hij te laat bezwaar had gemaakt. Eiser voerde aan dat hij door een verkeersongeval en andere omstandigheden niet in staat was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen. De rechtbank heeft op 22 september 2022 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn is aangevangen op 9 oktober 2021 en geëindigd op 19 november 2021. Eiser heeft zijn bezwaarschrift pas op 6 december 2021 ingediend, wat buiten de termijn viel. De rechtbank oordeelde dat het UWV de niet-ontvankelijkverklaring terecht had uitgesproken, omdat eiser niet voldoende bijzondere omstandigheden had aangetoond die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr.drs. E.J. Govaers en openbaar gemaakt op 17 oktober 2022. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/315 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats] , eiser

gemachtigde: mr. E. Akdeniz,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven)
,verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 18 januari 2022 beroep ingesteld tegen het besluit van
23 december 2021 (bestreden besluit) van het UWV over de niet-ontvankelijkverklaring van eisers bezwaar tegen de beëindiging van eisers uitkering op grond van de Ziektewet.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 22 september 2022.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde, en namens het UWV [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

Feiten:
1. Eiser ontving een uitkering op grond van de Ziektewet.
In het besluit van 8 oktober 2021 (primair besluit) heeft het UWV besloten eisers uitkering te beëindigen vanaf 9 november 2021, omdat eiser op 13 september 2021 meer dan 65% kan verdienen van zijn voormalig loon.
Op 6 december 2021 heeft eiser digitaal bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Het UWV heeft het bezwaarschrift op diezelfde dag ontvangen.
Het UWV heeft bij beslissing op bezwaar van 23 december 2021 het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard vanwege een onverschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.
Geschil:
2. Het gaat in deze procedure om de vraag of het UWV het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Standpunten partijen:
3. Eiser voert aan van mening te zijn dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hij heeft de beslissing later ontvangen en daarnaast heeft hij een verkeersongeval gehad waardoor hij niet in staat was tijdig een bezwaarschrift in te dienen. Eiser was vanwege zijn klachten ook niet in staat een gemachtigde te vinden om een bezwaarschrift in te dienen.
Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiser ondanks zijn situatie binnen zes weken bezwaar had kunnen maken. Eisers redenen zijn onvoldoende om te spreken van een zodanige bijzondere omstandigheid dat een bezwaarschrift alsnog in behandeling kan worden genomen. Daarnaast is niet gebleken dat eiser niet in staat is geweest een gemachtigde in te schakelen die eisers zaken zou behartigen.
Wettelijk kader:
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling:
5.1
De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit is gedateerd op 8 oktober 2021. Eiser heeft niet betwist dat hij dit primaire besluit heeft ontvangen. Daarmee is gegeven dat de bezwaartermijn is aangevangen op 9 oktober 2021 en geëindigd op 19 november 2021. Niet in geschil is dat het bezwaarschrift op 6 december 2021 is ontvangen bij het UWV en daarmee buiten de bezwaartermijn ingediend.
De bewaartermijn is een fatale wettelijke termijn waarvan niet kan worden afgeweken. Alleen als de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden waardoor de termijnoverschrijding gerechtvaardigd wordt, kan niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven.
De rechtbank ziet in de door eiser aangevoerde redenen geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank is niet gebleken dat eiser gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat is geweest om tijdig een (eventueel voorlopig) bezwaarschrift in te dienen. De rechtbank betreurt het dat eiser op 13 november 2021, toen de bezwaartermijn overigens al ruim vier weken liep, een auto-ongeluk heeft moeten meemaken. Uit de overgelegde medische stukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat de medische situatie van eiser na het auto-ongeluk zodanig ernstig was dat hij niet kon functioneren. Het is de rechtbank dan ook onvoldoende gebleken dat eiser er geen zorg voor kon dragen dat, eventueel door het inschakelen van een derde, alsnog tijdig bezwaar kon worden gemaakt. Er is dan ook geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.
Conclusie:
6. De rechtbank is van oordeel dat het UWV de bezwaren van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiser dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier, op 17 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft, ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.