In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [roepnaam mj] en [roepnaam mj2]. De moeder van de minderjarigen verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige op grond van artikel 810a Rv, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minderjarigen, en met name [roepnaam mj], te maken hebben met aanzienlijke problematiek en dat het in hun belang is om stabiliteit en continuïteit te waarborgen in hun huidige pleeggezin. De moeder heeft zich op verschillende vlakken positief ontwikkeld, maar de rechtbank concludeert dat zij niet over de benodigde opvoedvaardigheden beschikt om aan de zware zorgbehoeften van de minderjarigen te voldoen. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 27 augustus 2022, met de overweging dat de huidige situatie in het pleeggezin in het belang van de minderjarigen is. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.