In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 september 2022 een beslissing genomen op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in 1997 en woonachtig te Roosendaal, heeft via zijn advocaat, mr. I. Azarkan, een verzoek ingediend tot toekenning van een schadevergoeding voor gemaakte kosten van rechtsbijstand. Het verzoek omvatte een bedrag van € 1.981,62 voor rechtsbijstand en € 340,00 voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie schriftelijk heeft gereageerd op het verzoek en dat de advocaat van verzoeker heeft ingestemd met een beslissing zonder mondelinge behandeling.
De rechtbank heeft overwogen dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de rechtbank bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen. Op basis van artikel 530 Sv heeft de rechtbank vastgesteld dat verzoeker recht heeft op een vergoeding voor de gemaakte kosten, mits de omstandigheden van de zaak dit rechtvaardigen. De rechtbank heeft het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand en de indieningskosten toegewezen, omdat deze voldoende onderbouwd waren en niet onbillijk voorkwamen.
De totale vergoeding die is toegekend bedraagt € 2.321,62, bestaande uit € 1.981,62 voor de kosten van rechtsbijstand en € 340,00 voor de indieningskosten. De rechtbank heeft bepaald dat dit bedrag zal worden overgemaakt op de rekening van Azarkan Advocatuur BV. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.