In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1981 en vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J.P.M. Mooren, heeft een verzoek ingediend tot toekenning van een schadevergoeding ten laste van de Staat. Het verzoek betreft een vergoeding van € 560,29 voor kosten van rechtsbijstand, alsook € 340,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie heeft schriftelijk gereageerd op het verzoek en de advocaat heeft ingestemd met een beslissing zonder mondelinge behandeling.
De rechtbank heeft overwogen dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de rechtbank bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen. Op basis van artikel 530 Sv kan een vergoeding worden toegekend voor gemaakte reis- en verblijfskosten, alsook voor schade door tijdverzuim. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand voldoende onderbouwd is en niet onbillijk voorkomt. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding toegewezen.
De rechtbank heeft in totaal een bedrag van € 900,29 toegewezen, bestaande uit € 560,29 voor kosten van rechtsbijstand en € 340,00 voor de indieningskosten van het verzoekschrift. De beslissing is gegeven door mr. A.B. Scheltema Beduin, rechter, in aanwezigheid van griffier I.A. Walhout, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.