ECLI:NL:RBZWB:2022:6088

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
22-009948 en 22-009949
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis

Op 12 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 02/242150-21, betreffende verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, geboren in 1984, heeft een verzoek ingediend voor schadevergoeding ten laste van de Staat, naar aanleiding van zijn ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker 17 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 3 dagen op het politiebureau en 14 dagen in het Huis van Bewaring. De rechtbank heeft de LOVS-uitgangspunten gehanteerd voor de berekening van de schadevergoeding, die uitgaan van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring.

De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toegewezen tot een bedrag van € 1.790,00 voor de ondergane detentie. Daarnaast zijn de reiskosten van € 18,34 en de kosten van het indienen van het verzoekschrift van € 340,00 toegewezen. In totaal is er een bedrag van € 2.148,34 toegewezen aan verzoeker. De rechtbank heeft het verzoek voor het overige afgewezen. De beslissing is genomen zonder mondelinge behandeling, met instemming van de advocaat van verzoeker en de officier van justitie. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 02/242150-21
rk-nummers: 22-009948 en 22-009949
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), in de zaak van verzoeker:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. C.J.M. Jansen, 5017 HP Tilburg, Tivolistraat 18.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- €1.820,00, €1.820,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • €18,34, voor vergoeding van reiskosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00;
  • het vonnis waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit de duur van inverzekeringstelling en/of voorlopige hechtenis van verzoeker blijken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
De advocaat van verzoeker en de officier van justitie hebben desgevraagd ermee ingestemd dat op het verzoekschrift zonder mondelinge behandeling in raadkamer wordt beslist.
De rechtbank zal zonder mondelinge behandeling op het verzoekschrift beslissen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft 17 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 3 dagen op het politiebureau en 14 dagen in het Huis van Bewaring. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een vergoeding van € 100,00 per dag bij een dag die begint op basis van een vergoedingsmaatstaf van € 130,00, maar die overgaat in een dag met een vergoedingsmaatstaf van € 100,00. De ziet geen reden om af te wijken van de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 1.790,00.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting, voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de verzochte reiskosten ter hoogte van
€ 18,34toe.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.790,00voor ondergane detentie;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 358,34, bestaande uit:
- € 18,34 aan reiskosten;
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.148,34zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van [vermelding]
Deze beslissing is op 12 september 2022 gegeven door mr. A.B. Scheltema Beduin, rechter, in tegenwoordigheid van R. de Moor, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).