ECLI:NL:RBZWB:2022:6090

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
22-009703 en 22-009704
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor invordering rijbewijs en kosten rechtsbijstand

Op 12 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in de zaken met parketnummer 02/042988-22, betreffende verzoekschriften ex artikelen 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en 164 lid 9 van de Wegenverkeerswet (Wvw). De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.A.A. Maat, heeft verzocht om een schadevergoeding van de Staat voor de invordering van zijn rijbewijs en de kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat het rijbewijs van verzoeker gedurende 7 dagen was ingevorderd, waarvoor een forfaitaire vergoeding van € 10,00 per dag geldt, resulterend in een totale schadevergoeding van € 70,00. Daarnaast heeft de rechtbank de kosten van rechtsbijstand, die door verzoeker zijn gemaakt, vastgesteld op € 1.628,61, en de kosten voor de indiening van het verzoekschrift op € 340,00. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeken tot schadevergoeding gegrond zijn en heeft deze toegewezen. De totale schadevergoeding bedraagt € 1.968,61, die op twee verschillende rekeningnummers zal worden overgemaakt. De beslissing is genomen zonder mondelinge behandeling, aangezien de advocaat van verzoeker heeft ingestemd met deze procedure. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 02/042988-22
rk-nummers: 22-009703 en 22-009704
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 van het Wetboek van Strafvordering en 164 lid 9 van de Wegenverkeerswet
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) en 164 lid 9 van de Wegenverkeerswet (hierna Wvw), in de zaak van verzoeker:
[verzoeker],
[adres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R.A.A. Maat, 4461 HS Goes, Wulfaertstraat 3.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 164 lid 9 Wvwten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 70,00, € 70,00, voor schade wegens de invordering en inhouding van het rijbewijs;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • €1.628,61, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot;
  • de stukken waaruit de duur van de invordering van het rijbewijs blijkt;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de schriftelijke reactie aan de advocaat van verzoeker doen toekomen. De advocaat van verzoeker heeft ermee ingestemd dat het verzoek zonder behandeling ter zitting wordt afgedaan.
De rechtbank zal zonder mondelinge behandeling op het verzoekschrift beslissen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 164 lid 9 Wvw kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van de invordering van het rijbewijs heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het rijbewijs van verzoeker is ingevorderd geweest voor de duur van 7 dagen. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 10,00 per dag bij een ingevorderd rijbewijs. De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 70,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.628,61is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 164 lid 9 Wvw toe tot een bedrag van
€ 70,00, voor schade wegens de invordering van het rijbewijs;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.968,61, bestaande uit:
- € 1.628,61 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 70,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer 1] ten name [ten name van 1]
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.968,61zal worden overgemaakt op [rekeningnummer 2] [ten name van 2]
Deze beslissing is op 12 september 2022 gegeven door mr. A.B. Scheltema Beduin, rechter, in tegenwoordigheid van R. de Moor, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).